10 De jacht op de heer Rühl

Op 7 februari 1973 vond het proces tegen Ulrich Schmücker plaats in strafkamer 14 van de arrondissementsrechtbank in Berlijn-Moabit. Op de tribune zaten Schmückers moeder en zijn schoolvriend Arno Johann. Het was geen spectaculair proces tegen anarchisten, er werden geen getuigen gehoord en publiek was er nauwelijks. De verdachte bleef bij zijn verklaringen, de uitspraak stond eigenlijk al vast.

Hoe de uitspraak zou uitvallen was mij eigenlijk al voorspeld door de heer Tiele, de officier van justitie, door onze advocaat en ook door Ulli, die het ook al wist, herinnerde zijn moeder zich later. De uitspraak was mild, het werd nog voor het middagreces uitgesproken. Het liep precies zoals de agent van de veiligheidsdienst Peter Rühl het had voorspeld in het geval dat Schmücker zou getuigen: De verdachte wordt schuldig bevonden aan een poging, samen met anderen een explosie te veroorzaken en in twee gevallen beraming van een bomaanslag, alle drie de vergrijpen begaan als lid van en deelnemer aan een criminele organisatie. Hij wordt hierbij veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden. Bij de straftoekenning is de omvangrijke getuigenis van de beklaagde, die hij aflegde zonder rekening te houden met het directe levensgevaar waarin hij zichzelf daarmee bracht, als verzachtende omstandigheid in overweging genomen.

Ulrich Schmücker werd onmiddellijk op vrije voeten gesteld. Hij kreeg ontslag van rechtsvervolging om gezondheidsredenen. De landsadvocaat gaf Ulrichs moeder nog een advies mee: ‘Neem uw zoon toch mee naar huis.’

Ulrich Schmücker vierde zijn herwonnen vrijheid met zijn moeder en zijn oude vrienden uit Bad Neuenahr die in Berlijn studeerden. Zijn moeder bleef vijf dagen. Schmücker woonde zolang bij de student natuurkunde Georg Pitzen en diens vriendin Monika Breuer, die nog niet ingeloot was. Ze hadden samen net een tweekamerappartement in Kreuzberg gevonden en Schmücker hielp met het opknappen van de etage.

Twee dagen na het proces klopte de politie aan. De commissaris Günter Schmidt van de afdeling Staatsveiligheid adviseerde Schmücker om Berlijn zo snel mogelijk te verlaten. Het gevaar, dat door hem belastte kameraden zich op hem zouden wreken, was te groot. Maar Schmücker sloeg de waarschuwing in de wind. Hij wilde in Berlijn blijven.

Een paar dagen later belde een oude bekende. De agent van de veiligheidsdienst Peter Rühl wilde Schmücker – uiteraard in het geheim – ontmoeten op de brug bij de dierentuin. Schmücker vertelde zijn vrienden Arno Johann en Georg Pitzen over zijn ontmoetingen met Peter Rühl.

Pitzen zei later tegen een journalist: Ulli wilde onder geen enkele voorwaarde samenwerken met die types van de geheime dienst. Integendeel. Hij had maar één doel: zo snel mogelijk weer opgenomen te worden in linkse kringen. Om zijn kameraden te bewijzen dat hij niets met de veiligheidsdienst te maken had, wilde hij de geheime ontmoeting met de spionnenrunner laten fotograferen en de fotos met zijn eigen verklaring naar het weekblad Der Spiegel sturen.

We waren allemaal zo kwaad op de veiligheidsdienst – hoe die Ulli te grazen wilde nemen – dat wij spontaan zeiden: We helpen je. We leven tenslotte in een rechtsstaat en mogen fotograferen wie we willen, zolang het maar niet om verboden militaire zones gaat. Een agent van de geheime dienst fotograferen is niet verboden, toch?

We regelden een goede camera met een flinke telelens en zijn, apart van Ulli, naar de Straße des 17. Juni gereden, ter hoogte van de dierentuin. Daar hebben we een tijdje gewacht. Het was vreselijk koud. Steeds als er een taxi aankwam, fotografeerden we stiekem degene die uitstapte.

De Straße des 17. Juni is een bekende tippelzone. Het wemelde er van de hoeren. Logisch dat er nogal veel mannen uitstapten. Maar we zagen niemand die eruitzag als iemand van de geheime dienst. Na een uur hadden we er genoeg van. We hebben een taxi aangehouden en zijn weer naar huis gegaan.

Het uitstapje van Schmückers vrienden naar de wereld van de geheime dienst eindigde absurd: in plaats van agent Rühl te fotograferen werden ze zelf in het geheim gefotografeerd. Kennelijk vertrouwde Rühl zijn spion in spe niet helemaal en had hij de ontmoetingsplaats door collegas laten observeren. Later legde de agent haarscherpe fotos van de fotosafari van zijn vrienden voor aan een geïrriteerde Schmücker. Schmücker beweerde de amateurfotografen met hun telelens niet te kennen. Maar Rühl geloofde hem niet. Hij vroeg Schmücker of hij soms persfotografen had besteld. Ten slotte vertelde hij Schmücker wat de fotografen in de auto tegen elkaar hadden gezegd: Wat een rotstreek om mensen met dit weer de straat op te jagen om iemand te fotograferen die toch niet komt.

Zes dagen na het proces, op 13 februari 1973, verlieten Ulrich Schmücker en zijn moeder Berlijn. In het begin verzweeg Schmücker voor zijn ouders zijn contact met agent Rühl. Maar twee dagen na hun aankomst in Bad Neuenahr werd er gebeld. Zijn moeder nam de telefoon op. Een mannenstem, met een Berlijns accent zei: Met een vriend van Ulli. Zegt u hem dat Peter aan de telefoon is. Dan weet hij het wel.

Ongerust riep mevrouw Schmücker haar zoon. Het gesprek duurde ongeveer een kwartier. Mevrouw Schmücker bleef in de kamer en luisterde mee. Later zei ze: Hij drong erop aan elkaar ergens in de Eifel te ontmoeten. Ik gebaarde Ulli: als hij iets van je wil, laat hem dan hierheen komen. Maar daar ging Rühl niet op in. Dat vond hij te riskant. Ulli wilde kennelijk een soort kat- en muisspel met hem spelen. Hij probeerde hem aan het lijntje te houden. Ik vertrouwde het niet. Ik hoorde Ulli, terwijl hij naar mij gebaarde, vragen: “En wat zou daar voor mij in zitten?” Dat hij zijn studie voort kon zetten, beloofde Rühl. In Oxford zelfs. Ik haalde opgelucht adem toen Ulli uiteindelijk zei: “Laat me met rust. Ik peins er niet over.” Maar Rühl dreigde: “Als je niet voor ons gaat werken, ga je terug de bak in.” Toen Ulli de telefoon neerlegde zei hij lachend: “Wees niet bang, mama, ik wilde alleen maar kijken hoe ver ze zouden gaan.” Ik was erg ongerust. Hij leek het allemaal zo licht op te vatten. Ik zei tegen hem: “Mocht je van plan zijn stiekem met die man in de Eifel af te spreken, dan rijd ik met een taxi achter je aan om eens een hartig woordje met hem te spreken. Ze moeten je met rust laten!” Maar Peter Rühl bleef bellen om Schmücker te werven als medewerker van de veiligheidsdienst, althans, zo vatte Schmücker het op.

Blij dat hun zoon eindelijk vrij was, maar tegelijkertijd bezorgd over de vele telefoontjes van de veiligheidsdienst, besloten Ulrichs ouders hem mee te nemen voor een skivakantie in het Sauerland. De negen maanden gevangenis hadden hem uitgeput. Hij was bleek en vermagerd. Tijdens de skivakantie was hij weer helemaal de zoon van zijn zorgzame ouders. Maar daarna reisde hij meteen weer af naar Berlijn.

==

Bij het Berlijnse hoofdkantoor van de veiligheidsdienst dachten ze anders over het contact tussen Michael Grünhagen alias Peter Rühl en Ulrich Schmücker. De agent had Schmücker ervan proberen te overtuigen dat het beter voor hem zou zijn een net burgerlijk bestaan te leiden en zijn contact met de veiligheidsdienst voort te zetten in plaats van weer te vervallen tot zijn vroegere anarchistische denkbeelden. Het ging daarbij om de gebruikelijke nazorg voor getuigen verklaarde de betrokken afdelingschef later in zijn getuigenverklaring. Die nazorg, die loopt van het bieden van hulp bij het vinden van werk of een studieplaats tot het geven van financiële steun tijdens de opleiding, wordt beschouwd als tegenprestatie voor aan de veiligheidsdienst verstrekte informatie. Voor het overige wordt van de getuige verwacht dat hij bereid is als getuige op te treden in strafzaken tegen voormalige kameraden.

Hoewel Michael Grünhagen – tegen uitdrukkelijke voorschriften van zijn taakomschrijving in – Ulrich Schmücker als medewerker van de veiligheidsdienst had proberen te werven, bleek dat later niet meer uit zijn verslagen te bewijzen. Vast staat in elk geval dat Grünhagen hem als informant inschreef en hem zelfs een schuilnaam gaf. Op 22 maart 1973 maakte hij een officiële notitie, gemerkt ‘ID-vertrouwelijk: Betr.: informant Ulrich Schmücker. Daarin staat: ‘Na overleg met iv(2)1 op 15.3.1973 verkrijgt bovengenoemde informant de schuilnaam Ketting. Ondertekend: Grünhagen. Daaronder staat met pen een kruis getekend met de datum 5.4.1974, Schmückers sterfdag.

==

In dat voorjaar van 1973 vond voor het gerechtshof te Moabit het proces plaats tegen de raf-leden Brigitte Asdonk, Hans-Jürgen Backer, Monika Berberich, Irene Goergens, Erik Grusdath en Ingrid Schubert. Ze werden aangeklaagd wegens bankovervallen en deelname aan een criminele organisatie. De ramen van de rechtszaal waren ter bescherming tegen geweervuur en bomaanslagen dichtgemetseld. De toeschouwers werden streng gecontroleerd.

Op een van de procesdagen aan het eind van april mengde een bleke jongeman zich onder de bezoekers. Het was Ulrich Schmücker. Hij nam plaats op de publieke tribune en volgde het proces. Tijdens een schorsing dwaalde hij door de eindeloze gangen van het gerechtshof, op zoek naar de kantine in de kelder. Daar zat aan een tafeltje een jongeman met een kleine, metalen bril die hij al op de publieke tribune had gezien. Hij ging naast hem zitten en sprak hem aan. Schmücker probeerde een gesprek te beginnen.

Kan het zijn dat ik je ergens van ken?

Zou kunnen.

Er ontstond een gesprek over het proces en over de linkse beweging. Schmücker liet zich een paar details over zijn eigen verleden ontvallen. Ineens was zijn gesprekspartner een en al aandacht. Hij had in de krant over de zaak-Schmücker gelezen en er met vrienden over gesproken. In de Tagesspiegel had hij gelezen hoe het proces was afgelopen. Hij wist van het milde vonnis. Bovendien kende hij Harald Sommerfeld, Inge Viett en Verena Becker.

Dus jij bent Ulrich Schmücker, zei hij ineens. Schmücker knikte.

Waarom heb je dat niet meteen gezegd?

Ik ga toch niet met een bord rondlopen om iedereen te vertellen dat ik Ulrich Schmücker ben.

Zijn gesprekspartner was wantrouwend en nieuwsgierig tegelijk. De zaak interesseerde hem.

Je hebt een verklaring afgelegd voor de rechtbank?

Schmücker knikte opnieuw.

Waarom?

Hij begon te vertellen. Hij vertelde over zijn verblijf in het huis van bewaring, de bezoeken van de agent van de veiligheidsdienst Peter Rühl, over diens pogingen hem te werven als informant van de veiligheidsdienst en van zijn weigering het spel mee te spelen. Daarbij bagatelliseerde hij zijn eigen aandeel flink.

Ik heb een verklaring bij mijn advocaat gedeponeerd, zei hij. Daarmee kan ik bewijzen dat ik geen verrader ben. Integendeel. Ik wil de praktijken van de veiligheidsdienst onthullen. Denk maar niet dat ik als getuige ga optreden in het proces tegen Sommerfeld.

Het was twee uur. De twee jongemannen beklommen de trappen naar de rechtszaal. Schmückers nieuwe kennis vertelde hem hoe hij heette: Götz Tilgener, bijgenaamd Billy. Hij vertelde een paar dingen over zijn leven. De twee besloten samen naar Tilgeners huis te gaan om daar verder te praten. In Schmückers opgelapte Volkswagen met het Ahrweiler kenteken reden ze naar Kreuzberg, naar de Cuvrystraße 49.

==

11 Götz Tilgener

Götz Tilgener was op dat moment drieëntwintig jaar. Zijn vader was econoom en jurist. Zijn moeder had het conservatorium gedaan. Ze leerden elkaar na de oorlog kennen. Zijn vader was toentertijd een nogal grote zwarthandelaar, zoals Tilgener hem graag omschreef. Hij handelde in sigaretten, papier, kolen, varkens en cement, alles waar een mens behoefte aan had.

De eerste jaren van zijn leven bracht Götz Tilgener door bij zijn grootmoeder in Warburg. Daarna verhuisden ze allemaal naar een eigen huis in Stuttgart. De vader had intussen werk gevonden als verzekeringsmakelaar en was veel onderweg. Zijn vrouw reisde vaak met hem mee. Götz werd voornamelijk door zijn grootmoeder opgevoed.

In de eerste klas van het atheneum bleef hij voor het eerst zitten, in de derde nog een keer. Zijn ouders wilden hem overplaatsen naar een internaat bij Heidelberg. Maar vlak voor de geplande datum ontvluchtte Götz het ouderlijk huis. De reden was, zei hij later, de gezinssituatie, de totalitaire macht van mijn vader, die mij in die tijd zelfs nog sloeg. Mijn vader heeft me zo zwaar mishandeld, dat mijn sportleraar, toen hij de littekens, afkomstig van een hondenzweep, op mijn rug zag, mij aanried om aangifte te doen bij Jeugdzorg. Op een ochtend pakte Götz zijn spullen en reisde hij naar Saarbrücken in plaats van naar school te gaan. Daarvandaan wilde hij via België naar Engeland, waar hij een vriendin had. Aan de grens werd hij, net zeventien jaar oud, aangehouden. Hij werd naar het politiebureau in Saarbrücken overgebracht, waar zijn vader hem ophaalde.

Tilgener kwam alsnog op het internaat bij Heidelberg terecht. Hij leerde er twee docenten kennen, die lid waren van de sds, de Socialistische Duitse Studentenbond. Hij vergezelde hen naar bijeenkomsten en begon zich te interesseren voor sociale problemen en voor politiek. Op het internaat veroorzaakten zijn nieuw verworven kennis al snel problemen. Hij liet zich verkiezen tot woordvoerder van de school en kwam in conflict met een van de directeuren van het internaat, een vleesgeworden npd-aanhanger, zoals Tilgener hem omschreef. Na de confrontatie werd hij overgeplaatst naar een ander internaat, waar hij zich meer op zijn gemak voelde. Zijn prestaties gingen vooruit. Daarnaast begon hij aan een opleiding aan de Hogeschool voor Muziek. Maar uiteindelijk raakte hij toch weer in conflict met leraren en met de directeur, en werd hij weer van school gestuurd. Zijn contacten met de studentenbeweging – hij was actief bij de sds, deelde pamfletten uit en nam deel aan betogingen – werden hechter. Hij nam zijn intrek in een commune en verdiende bij als muzikant in de cafés van Heidelberg.

Bij een demonstratie werd Ricky, Tilgeners vriendin, die twee jaar ouder was dan hij, door een politieagent in haar buik geschopt. Een gynaecologisch onderzoek wees uit dat ze daarna geen kinderen meer kon krijgen. De wreedheid van de politie, zei Tilgener later, bracht mij heel snel op andere gedachten omtrent de rechtsstaat waarin wij volgens mijn vader leefden.

Een confrontatie met zijn ouders liet niet lang op zich wachten. Tijdens een bezoek aan zijn ouders wond zijn vader zich op over het lange haar van zijn zoon. Toen Götz ook nog een paar staaltjes van zijn nieuw verworven politieke inzichten ten beste gaf, ontplofte hij. Götz antwoordde: Luister eens, wat jij te vertellen hebt, kan ik iedere dag in Bild lezen. Ieder gesprek tussen ons is volstrekt overbodig. Ik kan al je argumenten dromen. Zijn vader gooide hem op straat en verbood hem ooit nog een voet in zijn huis te zetten.

Götz moest zich alleen zien te redden. Toen de Berlijnse advocaat Horst Mahler op een dag in Heidelberg was, beklaagde Götz Tilgener zich bij hem over zijn situatie. Waarop Mahler zei: Dat doen we heel simpel. Geef mij het telefoonnummer eens.

Tilgener gaf hem het nummer en Mahler belde de vader op. Met advocaat Mahler. Uw zoon deelt mij mee dat u weigert zijn opleiding te betalen. Uw zoon is nog minderjarig. Er zijn twee mogelijkheden: of u betaalt meteen, of uw zoon klaagt u aan met steun van de Jeugdzorg. Ik zal hem verdedigen.

Zijn vader ontstak in razernij.

Wat verbeeldt u zich? Wie denkt u dat u bent?

U spreekt met advocaat Mahler uit Berlijn.

O, neemt u mij niet kwalijk, meneer Mahler. Ik had uw naam niet goed verstaan. Hoe kan ik u bereiken?

Na dat telefoontje kreeg Götz Tilgener een toelage van zijn vader. Tilgener bleef nog een tijdje in Heidelberg. Zijn moeder bleef bij hem aandringen op een gesprek met zijn vader in Stuttgart. Die was tot bedaren gekomen en deed zijn best om zijn zoon weer een plek op een school te bezorgen. Uiteindelijk lukte het om zijn zoon aan te melden voor het gymnasium op het Waddeneiland Wangerooge. Na lang tegenstribbelen stemde Götz Tilgener toe.

Op 19 maart 1969 kwam hij op het eiland aan. Het was een kleine school met niet meer dan honderdtachtig leerlingen. Het kostte Tilgener moeite de gemiste leerstof in te halen. Hij voelde zich een banneling op het eenzame eiland in de Noordzee. Maar al snel deed de gelegenheid zich voor om politiek actief te worden. Het gymnasium werd met opheffing bedreigd. Ouders en leerlingen vormden een protestbeweging Red onze school! Tilgener was van de partij. Hij maakte posters, schreef pamfletten, organiseerde demonstraties. De buitenparlementaire oppositie deed haar intrede op de Oost-Friese eilanden.

Tilgener werd woordvoerder van de leerlingen en hij werd verliefd op zijn vervangster, een meisje dat Runa heette. Toen Runa het uitmaakte, raakte Tilgener volledig van de kook en ondernam hij drie zelfmoordpogingen. Bovendien begon hij te drinken. Twee flessen wodka per dag was normaal, zei hij later met de hem kenmerkende grootspraak.

Götz verscheen nauwelijks nog bij de lessen. Vlak voor het einde van het jaar ging hij er opnieuw vandoor, werkte in Hotel Maritim in Timmendorf, en zakte voor zijn eindexamen. Waarschijnlijk was ik zo ondersteboven van die toestand met Runa dat je kunt spreken van een psychische instorting, lichtte Tilgener zijn houding toe. Behalve de drank gebruikte hij nu ook slaaptabletten. Zijn ouders lieten hem een tijdje psychotherapie volgen. Zijn vader was er eigenlijk tegen: Dat joch moet zich vermannen. Zich gedragen. Ik had ook geen psychiater nodig toen ik in de oorlog frontdienst deed. Na een paar sessies stopte Götz met de therapie. Hij kluste wat, dealde eerst in kleine, later in grotere hoeveelheden hasj, en bleef drinken. Op een dag vond zijn vader een stuk hasj in zijn zoons kamer en bracht het naar de politie. Götz werd verhoord, het kwam tot een rechtszaak. De uitspraak: honderd mark boete. De vader, die zijn zoon had aangegeven, betaalde de boete.

Götz ging terug naar Wangerooge en bereidde zich opnieuw voor op het eindexamen. Voor het zover kwam, verdween Tilgener opnieuw van het eiland. Niet veel later ontving hij zijn oproep voor militaire dienst. Hij moest zich op 4 oktober 1971 melden bij de Bölkekazerne in Ulm. Tilgener verscheen niet op het appèl. In plaats daarvan stuurde hij zijn eenheid een telegram: Als jullie nog steeds denken dat er van mij een goede soldaat te maken is, kom me dan halen. Tilgener gaf een adres in Bremen op. Een paar dagen later kwam de marechaussee hem daar ophalen. Hij kreeg acht dagen cel en aansluitend een vrij weekend, dat hij gebruikte door naar Berlijn te vluchten.

Hij had nog wat geld over van zijn tijd als hasjdealer. In het Socialistisch Centrum in de Stephanstraße liep hij Waltraud S. en Verena Becker tegen het lijf, die toen lid van de Zwarte Hulp waren. Ze brachten Tilgener onder in een kleine woongemeenschap in Berlijn-Wedding. In de kelder van het huis was een kleine schietbaan waar iedere avond met luchtbuksen werd geschoten. Ook Wolfgang Grundmann, Ingeborg Bartz en Inge Viett maakten deel uit van de woongemeenschap. Tilgener was in dezelfde maand naar Berlijn gekomen als Ulrich Schmücker. Beiden leerden ze Verena Becker en Inge Viett kennen, maar elkaar liepen ze voorlopig nog mis.

In die periode werden in Wolfsburg voorbereidingen getroffen voor een proces dat in december moest beginnen. Aangeklaagd werd de Commune 3 onder leiding van een zekere Ilse Bongartz. Maar noch Tilgener noch Schmücker kende Rode Ilse toen.

==

Na een politierazzia in zijn onderkomen in Wedding verhuisde Tilgener naar een woongroep in Kreuzberg. De bewoners hadden contact met een andere woongroep in de Zeughofstraße. Samen met kennissen uit de Zeughofstraße begon Tilgener te helpen bij de Zwarte Hulp als gevangenenbezoeker.

Op 4 december hoorde Tilgener in het journaal dat Georg von Rauch onder mysterieuze omstandigheden op klaarlichte dag op straat door de politie was doodgeschoten. Hij was erbij toen een paar dagen later delen van het Bethaniënziekenhuis en het Martha-Mariahuis werden bezet en omgedoopt in het Georg von Rauchhuis. Tilgener bleef er wonen.

Vlak voor kerst 1971 nam hij zijn intrek in de woongroep aan de Zeughofstraße 20. Het was een grote etage in een oude fabriek. De bewoners noemden het de ‘studio voor radicale ontplooiing’.

Rond twintig januari 1972 werd Tilgener na afloop van een kroegentocht gearresteerd. Er was een arrestatiebevel wegens dienstweigering tegen hem uitgevaardigd. Tot begin april zat hij vast in het huis van bewaring van Moabit, toen werd hij overgebracht naar Ulm voor de behandeling van zijn zaak. Onder begeleiding van een bewaker vloog hij van Berlijn naar Hannover. Vervolgens ging hij in een groene arrestantenwagen naar Stuttgart, en verder per spoor naar Ulm, nog altijd onder bewaking. Op het station in Ulm werd hij opgewacht door vijftig agenten en een nieuwsgierige menigte: althans, dat dacht hij. Later bleek dat het ging om het ontvangstcomité van Bondskanselier Willy Brandt, die een halfuur na hem werd verwacht.

In Ulm werd Tilgener wegens dienstweigering veroordeeld tot vierenhalve maand gevangenisstraf. Toen hij de rest van zijn straf had uitgezeten werd hij door de marechaussee opgehaald en naar zijn legeronderdeel teruggebracht. Tilgener weigerde een uniform aan te trekken en zijn dienstplicht te vervullen. Hij had ondertussen een aanvraag tot dienstweigering ingediend.

Na een hoop gedoe vertrok Tilgener weer naar Berlijn. Met een vriendin betrok hij een klein winkelpand in de Cuvrystraße in Kreuzberg. Een eenkamerwoning, maar met een grote keuken. Naar Kreuzbergse begrippen luxueus ingericht, namelijk met toilet en douche, beschreef Tilgener zijn nieuwe onderkomen. De woning was gemeubileerd, er was een tafel, er waren inbouwkasten en in de woonkamer stond een bed van twee bij twee meter op een stalen frame van twee meter hoog.

Tilgener kluste weer. Het proces tegen de Commune 3 was inmiddels afgelopen. Ilse Bongartz kreeg drie jaar wegens brandstichting en aanslagen op publieke transportmiddelen. Een kennis van Tilgener uit de Zeughofstraße, de beeldhouwer Erich R. kende haar en kreeg talloze brieven van haar. Maar omdat R. nooit terugschreef, en Tilgener graag lange brieven aan Jan en alleman schreef, nam hij de briefwisseling met Ilse Bongartz over.

Op 4 augustus 1972 schreef Tilgener in zijn eerste brief: Ilse, wij kennen elkaar niet, maar dat is verder niet belangrijk. Ik behoor tot de kring rond Erich... Na te hebben verwezen naar Ilses brief aan R., schrijft hij:

... je spreekt van de noodzakelijkheid van de actieve strijd. Ik ben het in grote lijnen met je eens, maar voorzie grote moeilijkheden. De raf heeft als eerste in de Bondsrepubliek een soort stadsguerrilla proberen op te bouwen. Die poging is mislukt. Het is nu in eerste instantie onze taak om vast te stellen waarom die poging is mislukt, en wat daarvan de consequenties zijn. Veel kameraden proberen hun besluiteloosheid te verklaren door te zeggen: de situatie is er nog niet naar. Dat klopt in één opzicht: onze persoonlijke situatie leent zich er nog niet voor. De meesten van ons zijn niet in staat om een serieuze stadsguerrilla op te zetten. De groepen die nu proberen in het voetspoor van de raf te treden zijn daar een goed voorbeeld van. Het is ongetwijfeld een goede zaak dat ze überhaupt iets doen. Maar hoe ze hun acties uitvoeren is voor een deel minder fraai. Het gevaar bestaat vooral uit het feit dat deze mensen – zoals we hebben gezien – na hun arrestatie makkelijk om te turnen zijn.

Dat schreef Tilgener in dezelfde tijd dat de agent van de veiligheidsdienst Peter Rühl contact opnam met Ulrich Schmücker om hem over te halen te getuigen. Tilgener wist daar niets van. Hij had alleen gehoord van de arrestatie van Inge Viett, Ulrich Schmücker, Harald Sommerfeld en Wolfgang Knupe op een parkeerplaats in Bad Neuenahr. Hij vervolgde zijn brief aan Ilse Bongartz: ‘Tegelijk met de arrestatie van Inge V., Harald enz. (Koblenz) zijn hier nog twee kameraden gearresteerd. Er werden twee straten voor afgezet, de bewoners werden met knevelkettingen afgevoerd (!!!) De brief eindigt met de woorden: ‘Niet vergeten: de strijd is pas begonnen!!! Omhelzeremos! Mijn naam is Billy.

Ilse antwoordde een week later met een brief van zeven kantjes gelinieerd gevangenispapier. Ook in haar brief is verraad het centrale thema.

==

Hallo Koekoek-Billy,

==

... ik geef je gelijk met die doodse stilte. Je vergeet dat het onze kameraden meer om narcistische bevrediging gaat! Narcissus wordt meer – veel meer – bevredigd dan er kameraden doorslaan. De trots, iets bereikt te hebben. Ze verkopen zichzelf en brengen onze beste kameraden in de bak. Terloops worden ze tot kroongetuigen verbouwd. Maar wat kunnen we ertegen doen, Billy? Je kent toch het begrip van de kapitalistische tegenwaarde, of niet soms? Die reactionaire mechanismen in onszelf ontdekken, in de houding van anderen blootleggen, dat helpt ons verder...

Als je mij een hoge straf bespaart – vertel ik je wat.

Kom, jongen, als je ons vertelt wat we willen horen, dan krijg je voorwaardelijk – zo gaat het...

Ach Billy, de mislukking komt door het verraad van legaal links en de narcistische zelfbevrediging van een paar kameraden...

Lieve groeten aan iedereen. Ilse

==

Begin november overkwam Götz Tilgener thuis een ongeluk. Door het gebruik van alcohol en drugs had hij een evenwichtsstoornis opgelopen. Hij liep – zoals gewoonlijk – naakt door zijn flink opgestookte woning, struikelde over zijn twee zwarte katten, verloor zijn evenwicht en viel door de glazen deur van zijn klerenkast. Hij liep er diepe snijwonden aan beide heupen bij op. Eerst probeerde hij de bloeding te stelpen met handdoeken. Vervolgens ging hij op bed liggen. Zijn vriendin kwam pas uren later thuis en belde onmiddellijk een dokter. Tilgener, meer dood dan levend door zwaar bloedverlies, werd onmiddellijk naar het ziekenhuis gebracht. Hij gaf er een valse naam op, omdat hij opnieuw wegens dienstweigering door de politie werd gezocht.

Op een of andere manier kwam de ziekenhuisopname zijn vader ter ore, en die belde de politie. Op 15 november 1972 werd Götz Tilgener in zijn ziekenhuisbed gearresteerd en overgebracht naar het gevangenishospitaal in Moabit.

Toen zijn gezondheidstoestand verbeterde, werd hij weer naar Ulm gebracht. In het tweede proces wegens dienstweigering werd hij veroordeeld tot zes maanden cel. De tijd die hij nog niet in voorarrest had uitgezeten, werd aangehouden. De volgende maanden bracht Tilgener onder aangepaste omstandigheden in het leger door. Vervolgens vertrok hij weer naar Berlijn, meldde zich daar als ingezetene en deelde zijn eenheid mee dat hij zich nu weer als burger en inwoner van Berlijn beschouwde. Of ze hem zo snel mogelijk uit het leger wilden ontslaan.

12 Terugkeer in het ondergronds verzet

Rond die tijd – in april 1973 – ontmoetten Götz Tilgener en Ulrich Schmücker elkaar voor het eerst. Na het gesprek in de kantine van het gerechtshof van Moabit gingen ze samen naar Tilgeners huis in de Cuvrystraße. Ze zaten er op de vloer en praatten over hun leven tot dan toe en over hun toekomstplannen. Schmücker keek om zich heen. De voormalige winkel was erg klein, donker en nogal verwaarloosd. Een keuken, een geïmproviseerde douche, een zit- slaapkamer met versleten tapijt op de vloer waar wat oude matrassen rondslingerden. Het bed vormde een soort tussenverdieping in de kamer. Er stond nog een klein bureautje met kantoorspullen en een verzameling stempels, die zorgvuldig in een stempelmolentje waren gehangen. Daarachter een rij zwarte ordners.

Tilgener was, als gezegd, een ijverige briefschrijver. Hij legde alles vast. Hij bewaarde zijn briefwisselingen met bekenden en vrienden binnen en buiten de muren van de gevangenis zorgvuldig. Hij dateerde de brieven met een stempel op verzending en ontvangst en stopte ze in die ordners. Als een boekhouder die de chaos probeert te bezweren.

Schmücker stak van wal. Hij had overduidelijk vertrouwen gekregen in de zaak. Als ik niet getuig in het proces tegen Harald Sommerfeld moet ik waarschijnlijk weer de gevangenis in. Dan zal de politie me gaan zoeken. Hoe zit dat, kun jij me aan valse papieren helpen?

Tilgener aarzelde. Toen zei hij: Daar moet ik over nadenken. Maar je kunt een paar pasfotos achterlaten.

Schmücker haalde er een paar uit zijn zak. Hij gaf ze aan Tilgener en begon weer te vertellen over de agent Peter Rühl.

Ik probeer weer toegang te krijgen tot linkse kringen. Kun jij me daarbij helpen?

Tilgener antwoordde ontwijkend, maar Schmücker hield aan.

Ik heb een pistool nodig.

Tilgener reageerde.

Wat voor een?

Het liefst een fn 9 mm. Als dat niet lukt een Browning 9 mm.

Schmücker deed alsof hij er verstand van had.

In elk geval géén P38 of een revolver met een cilinder.

Ze praatten verder over de voor- en nadelen van automatische pistolen en revolvers. Tilgener hield meer van cilinderwapens: Die doen het altijd.

Tilgener merkte dat Schmücker het meende met zijn verzoek om een pistool.

Waarom wil je zon ding hebben?

Ik wil de geheime agent Rühl doodschieten.

Tilgener was verbaasd.

Wat heeft dat voor zin?

Ik word overal als een verrader behandeld. Onlangs was ik in een woongroep in de Turmstraße. Ik zei wie ik was en werd er meteen uitgegooid. Verder had hij geen enkel contact meer met linkse kringen. Misschien was dit een manier om weer toegang te krijgen.

Dan zouden in elk geval de advocaten die mijn verklaring hebben, weten dat ik Rühl had vermoord. En die vertellen dat dan misschien weer verder.

Maar Tilgener deed daar niet aan mee.

Voor zoiets krijg je van mij geen pistool. Als je denkt dat je op die manier weer toegang krijgt in linkse kringen ben je gestoord. Je moet van nul af aan opnieuw beginnen. Gewoon even een geheim agent omleggen...

Tilgener schudde zijn hoofd. Hij voelde zich ongemakkelijk met zijn bezoeker en was blij toen deze vertrok.

==

Na dat gesprek hield Tilgener afstand. Ze zagen elkaar af en toe. Op een dag vroeg Schmücker hem of hij een ander huis voor hem kon regelen. Tilgener beloofde zijn best te doen. De zaak met de valse papieren schoof hij op de lange baan. Toen Schmücker erop terug bleef komen, raadpleegde hij een advocaat. Maar die zei hem, dat het niet de taak van een advocaat was om zijn klanten te helpen bij het verkrijgen van valse identiteitspapieren. Vervolgens nam hij contact op met Waltraud S. en vroeg haar of zij iets voor hem kon doen. Waltraud was het met Tilgener eens dat Schmücker geholpen moest worden. Ze beloofde navraag te doen. In haar eentje kon ze daar niet over beslissen.

Tilgener bracht zijn nieuwe vriend onder bij een kennis die net was gescheiden van haar man. Schmücker nam zijn intrek op Kreuzbergstraße 20.

Op een dag dook hij weer bij Tilgener op in de Cuvrystraße. Hij stelde voor samen naar België te rijden, daar wapens te kopen en daarmee een nieuwe groep op te bouwen. Schmücker ging ervan uit dat in België nog de oude wapenwet van kracht was, die buitenlanders toestond handwapens te kopen als ze daarna binnen vierentwintig uur het land verlieten. Hoewel Tilgener – verklaarde hij althans later – wist dat die wet allang veranderd was, verklaarde hij zich bereid met Schmücker wapens te gaan kopen in België.

In Lüttich won Schmücker in een wapenwinkel in het Frans informatie in over verschillende pistolen. Maar de uitbater van de winkel antwoordde in het Duits: U bent toch Duitser? Natuurlijk kunt u bij mij wapens kopen. Als u een wapenvergunning kunt overleggen, een verklaring van de politie en toestemming van de Belgische politie.

Tilgener reageerde hoogst verbaasd, Schmücker vluchtte de winkel uit.

Samen reisden ze door naar Brussel. s Avonds probeerde Schmücker in de omgeving van het station aan wapens te komen. Zonder succes. Vanuit Brussel reden ze weer naar Duitsland terug. Bij het passeren van de Belgisch-Nederlandse grens werd hun auto door de politie doorzocht – kennelijk op zoek naar verdovende middelen of wapens. Er werd niets gevonden. Aan de grens met Duitsland werden ze niet gecontroleerd.

Het volgende reisdoel was Münster. Daar dacht Schmücker wel aan wapens te kunnen komen. Maar ook daar lukte het niet. Voor de afwisseling was het Tilgener die hier iemand kende die misschien wapens kon leveren, maar zijn kennis was niet thuis. In Hamburg ten slotte was het weer Schmücker die iemand kende, maar ook die was er niet.

De mislukte wapeninkopers overlegden waar ze de nacht door konden brengen. Schmücker noemde het echtpaar Reiner en Inge Hochstein, maar bedacht zich weer. Die vertrouw ik niet zo erg. Ik heb in mijn getuigenverklaring het echtpaar M. in Berlijn genoemd. Ze zijn goed bevriend. (Reiner Hochstein was in die tijd een vooraanstaand lid van de Zwarte Hulp in Hamburg. Na zijn arrestatie legde hij belastende verklaringen af tegen oude vrienden. In het proces tegen de verdachte van de ontvoering van de Berlijnse cdu-politicus Peter Lorenz was hij kroongetuige. Voor hij in linkse kringen verkeerde, was Hochstein een tijdje ordebewaker bij npd-manifestaties geweest.)

Van Hamburg reden ze naar Bonn. Schmücker overnachtte in Bad Neuenahr bij zijn ouders, Tilgener bezocht een oudoom. Een paar dagen later vloog Tilgener terug naar Berlijn. Schmücker bleef nog een paar dagen bij zijn ouders. Daar ontving hij de oproep te getuigen in het proces tegen Sommerfeld. Maar omdat hij – vertelde hij zijn ouders – al vóór de gestelde datum naar Zweden wilde, diende hij bij de rechtbank een verzoek in om hem de reiskosten van Zweden naar Berlijn voor te schieten. Toen dat verzoek werd ingewilligd, was Schmücker al niet meer in Bad Neuenahr. De ouders hadden zijn adres in Zweden niet en konden hem het geld niet toesturen.

Op de vastgestelde datum voor het proces verscheen Ulrich Schmücker niet. Hij liet ook niets van zich horen. Zelfs zijn ouders, die vroeger altijd regelmatig post van hem kregen, wisten niet waar hij uithing. Uiteindelijk werd er opnieuw een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd. Hij werd gezocht door de politie. Maar niemand gaf de tip door dat hij in Berlijn in het appartementenhotel in de Clayallee werkte. Een schoolvriendin uit Neuenahr had hem aan het baantje geholpen. Bij de sollicitatie had hij zijn eigen naam opgegeven. In het appartementenhotel woonden veel Amerikaanse officieren; het lag tegenover het toenmalige hoofdkwartier van het Amerikaanse leger in Berlijn. Amerikaanse en Duitse geheime agenten moeten er in die tijd in- en uitgelopen zijn. Het kantoor van de Berlijnse veiligheidsdienst was twee deuren verderop.

==

Begin juli dook Schmücker weer op bij zijn ouders in Bad Neuenahr. Ik kom niet direct uit Zweden, zei hij tegen zijn moeder, ik was al een paar dagen terug in Berlijn. Bij wie hij had gewoond, en wat hij daar had gedaan wilde hij niet zeggen. Ook over zijn verblijf in Zweden zweeg hij. Hij zei alleen: Studeren in Zweden lukt niet. Ze hebben daar geen Engelstalige universiteit.

Hij lichtte zijn ouders in over zijn toekomstplannen: Ik wil proberen in Cairo, Damascus, Beiroet of Karachi verder te studeren. Een paar dagen later verdween hij weer. Hij ging terug naar Berlijn.

Daar bezocht hij zijn vriend Götz Tilgener. Ik wil naar het Midden-Oosten, zei hij. Om contact met Arabieren te leggen, met Palestijnse organisaties. Kun jij me wat geld lenen voor de reis?

Tilgener, die net vast werk gevonden had, leende hem tweehonderd mark.

Schmücker had zijn reis niet heel precies gepland. Hij reisde meer zijn neus achterna, zoals hij het aan Tilgener omschreef. Via het persbureau van de plo, de Palestine Liberation Organisation, wilde hij contact leggen met de pflp en de Zwarte September. Omdat hij dacht dat het warm zou zijn in het Midden-Oosten liet hij zijn haar knippen door Tilgeners vrouw. Hij haalde zijn bagage thuis op en bracht die naar de Cuvrystraße. Daar overnachtte hij. De volgende ochtend vloog hij vanaf Berlin-Schönefeld naar Damascus of Beiroet.

Daarvandaan stuurde hij zijn halfbroer, die in Remagen woonde, een pakketje. Er zat een oriëntaals jurkje in voor zijn nichtje. Niet veel later ontvingen zijn ouders een brief van hun zoon uit Beiroet.

==

Lieve ouders,

==

Ik mis jullie heel erg, dat wil zeggen, ik denk aan jullie en maak me bezorgd, dat jullie naar worden van het piekeren. Daar is geen reden voor. Als jullie – die indruk maken jullie op mij – lijden onder de door het systeem veroorzaakte isolatie, kan ik helaas niets voor jullie doen.

Ik zeg niet dat het mijn probleem niet is, want het is het mijne, net als dat van vijfhonderd miljoen andere navo-burgers die zich hebben neergelegd bij en aangepast aan dit moorddadige systeem. Ik zeg alleen maar dat ik daar voorlopig niets aan kan doen, er niets aan kan veranderen. In het licht van de desolate toestand waarin de linkse beweging zich bevindt ten opzichte van het kapitalistische systeem en gezien het feit dat de onderdrukte bevolking van de derde wereld iedere hulp bij hun bevrijdingsstrijd onder dankzegging moet afwijzen, moet ik de strijd staken. Dat betekent niet dat ik de legitimiteit van het imperialisme erken, of mij erbij neerleg. Want dat zal ik nooit kunnen. Het betekent slechts dat ik de huidige uitzichtloosheid onder ogen zie en mijn existentiële angst probeer te bestrijden.

Ik zal mijn handen in onschuld wassen en alle sociale verantwoordelijkheid afzweren die mijn handelen vanaf 1968 heeft bepaald.

Omdat ik mij min of meer wil vestigen, kom ik eerder dan voorzien terug naar Europa en zal ik proberen mijn opleiding af te maken, zodat ik later geen al te stompzinnig werk hoef te doen en mijzelf (en eventueel ook een tweede persoon) kan onderhouden.

Ik probeer er een beeld van te krijgen, maar het zijn eerder snippers dan concrete plannen. Ondanks het eten en het klimaat gaat het hier goed met mij. Ik zwem bijna iedere dag en ben bruin geworden. Heel prettig na een lange tijd tussen vier muren. Hoop het jullie snel zelf te kunnen vertellen.

Liefs, jullie Ulli

==

In juli 1973 ontmoette Schmücker in een park in Beiroet de Egyptenaar Mohammed Osman. Ze raakten in gesprek toen Schmücker een overhemd ging kopen. Osman was geïnteresseerd in Duitsland en de mogelijkheden om in Berlijn te studeren. Hij wilde filosofie studeren. Schmücker wees hem op de moeilijkheden, de woningnood, de problemen met het verkrijgen van een verblijfsvergunning en een studieplaats. De dagen erna spraken Osman en Schmücker elkaar weer. Voor ze afscheid namen wisselden ze adressen uit.

Eind juli 1973 was Schmücker terug in Berlijn. Bruinverbrand en afgeslankt belde hij bij Götz Tilgener aan. Hij vertelde hem een onwaarschijnlijk verhaal: De Palestijnen hebben me van alles aangeboden. Trainingen in een guerrillakamp zitten er op het ogenblik niet in, maar wapens en explosieven kun je krijgen. Ook met vluchten, en het onderbrengen van gezochte kameraden konden de Palestijnen helpen. Via routes die alleen Palestijnen kennen, werden ze Duitsland uitgesmokkeld. Ze konden onderduiken in de Perzische Golf, in Dhofar of in Oman. Een kort verblijf in Syrië of Libanon behoorde ook tot de mogelijkheden. Dat kostte ongeveer vijfduizend mark. Ze hebben me een contact in Oost-Berlijn beloofd. Die ontmoet ik binnenkort om verdere details te bespreken.

Tilgener luisterde zonder een woord te zeggen. Toen zei hij:

Goed, doe maar.

De dagen erna ging Schmücker een paar keer naar Oost-Berlijn, om zijn zogenaamde contact te ontmoeten – tevergeefs.

Na zijn terugkeer uit het Midden-Oosten kon Schmücker niet meer terug naar zijn oude woning in de Kreuzbergstraße. Hij sliep een paar nachten bij vrienden uit Bad Neuenahr. Toen klopte hij weer bij Tilgener aan. Die nam weer contact op met de woongroep in de Zeughofstraße.

Daar woonden op dat moment zon vijf of zes mensen verdeeld over twee etages, de derde en vierde verdieping van een voormalige fabriek. De beeldhouwer Erich R. huurde de ruimte, maar was zelf met zijn Amerikaanse vriendin verhuisd naar een boerderij in de omgeving van Lüchow-Dannenberg. Zijn eerste vrouw, Annelis, was met Götz Tilgener getrouwd en woonde bij hem in de Cuvrystraße.

In de Zeughofstraße leefde een bont gezelschap min of meer geflipte types. Ze voorzagen in hun levensonderhoud met klussen en verhuizingen, waarvoor ze een afgeschreven gele postauto tot hun beschikking hadden. Het waren Hannes, zijn zus Geli, Peter, Frank en Usch en de woongroephond Keule. In het begin kon Schmücker het goed vinden met de mensen van de Zeughofstraße. En hij werd verliefd op Usch.

==

Ook Schmückers vriend Götz Tilgener knoopte in die tijd nieuwe relaties aan. In augustus 1973 bezocht hij zijn correspondentievriendin Ilse Bongartz in de Vechta-gevangenis. Tilgener later daarover: Het bezoek was voor beide partijen uiterst interessant. Van het ene op het andere moment was er sprake van een gelijkwaardig contact. We voelden elkaar blind aan. Ik weet niet waarom, maar ze lieten ons twee uur alleen. Natuurlijk onder het toezicht van een vrouwelijke cipier. Maar die had geen idee waar wij het over hadden. Het bezoek verliep heel goed. Daar begon volgens mij de verhouding tussen Ilse Bongartz en mij.

Begin oktober ontving Tilgener het bericht dat hij oneervol uit dienst was ontslagen en dat er een nieuwe aanklacht wegens dienstweigering naar hem onderweg was.

Rond dezelfde tijd reisde Ulrich Schmücker, met zijn eigen identiteitsbewijs, naar Neuenahr. Thuis vertelde hij zijn ouders over zijn pogingen om een studieplaats in Beiroet te bemachtigen. Hij zei tegen zijn moeder: Het is weer niet gelukt. Het studiegeld in Beiroet is te hoog. Hij vertelde wat details over zijn reis door Libanon. Ik heb er rondgekeken en met veel mensen gesproken. Ik heb allerlei klusjes gedaan om in mijn onderhoud te voorzien. Diep bewogen deed hij verslag van de ellendige omstandigheden in de Palestijnse vluchtelingenkampen. Meer vertelde hij zijn ouders niet.

Veel dingen, zei zijn moeder later, weten we alleen omdat hij er zelf over vertelde. Hij was tenslotte meerderjarig en had zijn eigen persoonlijkheid. Wij hebben hem niets opgedrongen. Toen hij eenentwintig werd in het huis van bewaring in Diez, zei hij dat hij geweld geen geschikt middel vond om de maatschappij te hervormen. Wij dachten dat Ulrich weer op het rechte pad was. Toch ging hij steeds weer terug naar Berlijn, waarschijnlijk omdat hij het politieke milieu daar interessant vond en daar vrienden had gemaakt.

Zijn oude vrienden uit Neuenahr bezochten hem regelmatig in de woongroep aan de Zeughofstraße. Ze speelden samen gitaar, zongen en trommelden op bongos die Schmücker uit het Midden-Oosten had meegenomen. Vooral met de vriendin van zijn oude schoolkameraad Arno Johann, Ulrike Hoffmann, had hij een vertrouwelijke band. Op een dag zei hij tegen haar: Eigenlijk ben ik totaal geïsoleerd. Er komen veel mensen op bezoek, maar ik kan geen tegenbezoeken afleggen.

Ulrike Hoffmann vatte het symbolisch op: Hij bedoelde daarmee dat anderen hem hun problemen voorlegden, hem ermee opzadelden, maar dat hijzelf niet in staat was zijn hart bij anderen uit te storten. Kennelijk had hij last van remmingen, en wist hij niet wat hij daarmee aan moest. Hij wist ook, dat ik hem op geen enkele manier kon helpen, maar hij had tenminste iemand bij wie hij zijn hart kon luchten.

De gesprekken gingen over Schmückers relatie met zijn jeugdvrienden, met meisjes, zijn ouders en familie. Over zijn pogingen om weer aansluiting te vinden bij de ondergrondse beweging sprak hij weinig. Dat deed hij voornamelijk met Götz Tilgener, die hij als zijn ingang tot de scene beschouwde. Steeds weer begon hij tegen Tilgener over Inge Viett. Hij dweepte haast met haar en wilde haar heel graag terugzien om zich tegenover haar te rechtvaardigen. Maar dat kon Tilgener niet regelen.

Inge Viett was inmiddels uit de vrouwengevangenis Lehrter Straße ontsnapt door zich met aan elkaar geknoopte beddenlakens uit het raam te laten zakken. Ze was ondergedoken en werd overal gezocht. Tilgener stelde een andere contactpersoon in haar plaats voor: Ilse Bongartz. Schmücker was razend enthousiast. Eindelijk zou hij weer in contact komen met de linkse scene. Per omgaande nam hij contact op met het kantoor van de veiligheidsdienst, meldde zich onder de naam Menker en vroeg of hij zo snel mogelijk de heer Rühl kon spreken. Na een aantal vergeefse pogingen lukte het uiteindelijk op 24 september om Grünhagen aan de lijn te krijgen. Schmücker wilde weten of zijn arrestatiebevel alweer was uitgevaardigd en of hij een vrijgeleide kon krijgen tot het proces tegen leden van de Beweging Tweede Juni in het voorjaar van 1974.

Voor zover ik weet is er tegen u geen arrestatiebevel uitgevaardigd, verklaarde Grünhagen. Overigens lijkt het me beter dat wij elkaar persoonlijk ontmoeten.

Schmücker vroeg of hij dan de politie mee zou nemen. De agent verzekerde hem dat hij alleen zou komen: U zult niet worden opgepakt.

Maar ik wil zeker weten dat ik ook niet word gefotografeerd.

Ook dat beloofde Grünhagen. Ze maakten een afspraak voor twee dagen later, 26 september. Schmücker kreeg precieze instructies: Zorg dat u om zeven uur op de taxistandplaats op Sophie-Charlottenplatz bent. U neemt een taxi en stelt u aan de chauffeur voor als Müller. Hij zal u naar de ontmoetingsplaats brengen.

Grünhagen wilde Schmücker ontmoeten in het Rasthaus Grunewald. Hij was van plan de taxichauffeur van tevoren aan te spreken en te instrueren. De taxistandplaats en de ontmoetingsplaats zouden worden geobserveerd. Na ruggespraak met de afdelingschef iv(2)1 zou de ontmoeting door twee agenten in de gaten worden gehouden om, zoals Grünhagen noteerde, eventueel geweld van Schmücker tegen mij te voorkomen.

In een gesprek met officier van justitie Thiele vertelde Grünhagen waar Schmücker verbleef.

Schmückers advocaat had een verzoek tot gratie ingediend en Schmücker had zijn paspoort teruggekregen onder de voorwaarde dat hij zich beschikbaar zou houden voor het proces tegen Sommerfeld, dat stond gepland voor het voorjaar van 1973. Maar Schmücker was niet verschenen. Daarom was het gratieverzoek afgewezen. De politie stond op het punt een onderzoek in te stellen naar zijn verblijfplaats, om hem een dagvaarding te kunnen overhandigen. Hij moest nog elf maanden van zijn straf uitzitten. Als zijn verblijfplaats niet te achterhalen was, zou er een nieuw arrestatiebevel tegen hem worden uitgevaardigd.

Grünhagen nam zich voor om Schmücker te wijzen op die stand van zaken, maar eventuele beslissingen aan Schmücker zelf over te laten. In zijn rapport schreef hij: Ik zal hem luid en duidelijk laten weten dat ik onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding zie om hem te blijven ontmoeten. Met pen voegde hij er op 28 september aan toe: Ontmoeting vond zonder moeilijkheden plaats.

==

In de eerste dagen van november 1973 gaf Tilgener Schmücker het adres van Ilse Bongartz in Wolfsburg. Zij had hem namelijk geschreven dat ze op 30 oktober vrij was gekomen en bij haar moeder in Wolfsburg te bereiken was. Meteen na haar vrijlating uit de Vechtagevangenis was ze bij Tilgener in Berlijn langs geweest. Tilgener had beloofd haar zo snel mogelijk in Wolfsburg te komen opzoeken.

Op 6 november vloog hij naar Hannover, daarvandaan nam hij de trein naar Wolfsburg. Toen hij bij het huis aan de Schillerstraße aankwam, stond daar net een vertegenwoordiger in stofzuigers voor de deur. Ilse begroette hem gereserveerd. Pas toen de vertegenwoordiger vertrokken was, ontving ze haar correspondentievriend Billy allerhartelijkst.

Tilgener bleef overnachten. Ik sliep met haar, het ging vanzelf, het was voor ons allebei supergaaf. Ik had het zwaar te pakken van Ilse, en zij van mij. Het was meteen raak. We bespraken wat we zouden doen. We hadden de mogelijkheid om ons in Hamburg aan te sluiten bij een bestaande groep waar Ilse contact mee had, of zelf een groep op te bouwen.

Hij gaf de voorkeur aan het opbouwen van een eigen groep. Hij vertelde dat hij in Berlijn iemand kende met wie ze zouden kunnen samenwerken: Ulrich Schmücker. Hij vertelde haar het verhaal van zijn vriend. Ze waren het er over eens dat Schmücker flink te grazen was genomen en dat hij een nieuwe kans verdiende.

Ilse Bongartz had een reputatie in de linkse scene. Hoe bekend ze was, ontdekte Tilgener toen ze samen naar een bank gingen waar Ilse Bongartz wat zaakjes moest regelen. Toen Ilse een cheque ondertekende met haar eigen naam, werd de bankbediende lijkbleek. Je kon aan hem zien dat hij niet wist of hij zijn handen in de lucht moest steken of niet.

Op 9 november, drie dagen na zijn aankomst in Wolfsburg, wilde Tilgener nog even naar Berlijn op en neer. Hij nam de intercity. Vlak voor de grens met de ddr werd hij gecontroleerd door de West-Duitse douane. Ze pakten de lijst met gezochte personen erbij en vonden zijn naam. Tilgener werd meegenomen. Achteraf, zei hij later, denk ik dat het pure pech was. Ik denk dat ik nooit eerder gearresteerd was omdat ze mij als passieve spion gebruikten. Zonder veel succes overigens, want buiten het contact met Ilse, een paar conspiratieve gesprekken die in het geheim plaatsvonden en een aantal bezoeken aan kameraden in de bak viel er voor de politie bij mij niet veel te halen.

Tilgener werd weer teruggebracht naar Zuid-Duitsland. In een cel in Frankfurt ontmoette hij de Italiaan Vittorio Fantini. Zoals zo vaak ging het gesprek over verraad. Fantini vertelde hem de wildste verhalen, althans, dat beweerde Tilgener later. Hij zou een anarchist van de Valpredagroep zijn en vertelde Tilgener hoe wapens en springstof de Bondsrepubliek binnen werden gesmokkeld. Tilgener hoorde de verhalen aan. Toen vroeg Fantini: Waarom heeft de raf iemand als de verrader Ruhland nog niet geëxecuteerd? Fantini wist dat Ruhland kroongetuige was in het proces tegen het merendeel van de raf-leden.

Van zulke executies, zou Tilgener hebben geantwoord, heb ik geen hoge pet op. De raf kennelijk ook niet. Je hebt er ook niet veel aan bij een strafproces. Als je een kroongetuige afmaakt die al eerder is doorgeslagen, kunnen ze tijdens het proces gewoon de getuigenverklaring voorlezen. Daar kun je dan ook niet veel meer aan veranderen. Als de getuige er nog is, en lijfelijk aanwezig is bij het proces, kan de verdediging hem het vuur na aan de schenen leggen en op tegenspraken wijzen. Overigens heeft dat ook niet veel zin, zoals bleek bij het proces tegen Mahler. Ruhland heeft gelogen tot hij scheel zag. Dat was overduidelijk. Toch is Mahler veroordeeld.

Tilgener gaf zijn medegevangene een contactadres – dat van Ilse Bongartz in Wolfsburg. Ze namen afscheid. Tilgener werd naar Ulm overgeplaatst waar de strafzaak tegen hem zou dienen.

Vittorio Fantini gaf een andere versie van de gesprekken in de cel in Frankfurt. Kort na hun gemeenschappelijke verblijf in de cel wendde hij zich tot de politie. Tilgener zou hebben geprobeerd hem aan te werven als lid van een anarchistische groepering, en had hem gezegd dat hij contact met Ilse Bongartz op moest nemen. Hij was niet op het aanbod ingegaan, maar had zich bij de politie gemeld.

Vervolgens werd Fantini op 30 november 1973 in de penitentiaire inrichting Freiburg door de recherche verhoord. Hij verklaarde: Billy heeft tegen mij gezegd dat iemand die tegen leden van zijn eigen groep had getuigd, zelf was veroordeeld en nu weer vrij rondloopt, zal worden geëxecuteerd.

Die aanwijzing werd later op de zaak-Schmücker betrokken. De politie en het Openbaar Ministerie gingen ervan uit dat Tilgener al in november 1973 op de hoogte was van een complot tegen Schmücker. De verklaring van Fantini werd het belangrijkste punt in de aanklacht tegen Tilgener. Hij werd beschuldigd van het verzwijgen van een gepland misdrijf. De aanklacht werd later geschrapt, want Tilgener kon naar tevredenheid van de officier van justitie aantonen dat het toen niet om Schmücker ging. Alles wijst erop dat Fantini bewust met Tilgener in de cel is gezet, om hem uit te horen.

==

Ulrich Schmücker had in de herfst van 1973 zijn draai in de woongemeenschap in de Zeughofstraße gevonden. Arno Johann en diens vriendin Ulrike Hoffmann hadden regelmatig contact met hem. In november zei Schmücker tegen zijn vriendin: Als je me belt in de Zeughofstraße, vraag dan naar Bernd.

Waarom kunnen we je eigen naam niet gebruiken?

Ik word waarschijnlijk gezocht. Daarom heb ik valse papieren geregeld.

Ulrich Schmücker heette vanaf dat moment Bernd Laurisch. Tilgener had hem een woonvergunning en een rijbewijs van een kennis met die naam bezorgd. Een paspoort op naam van Bernd Laurisch had hij niet. De bewoners van de Zeughofstraße noemden hem sindsdien Bernd. Toen de vrienden uit Neuenahr vaker langskwamen en Schmücker oudergewoonte met zijn eigen naam aanspraken, vielen ook de bewoners van de Zeughofstraße terug op Ulli.

Ulrich Schmückers nieuwe vriendin Usch werkte als buurtwerker met randgroepjongeren in een opvangcentrum in Berlijn. Samen met de andere bewoners werkte Schmücker aan een alternatieve kinderspeelplaats die in een van de probleemwijken in Berlijn moest komen te staan. Ze wilden samen een groot kerstfeest in de Zeughofstraße geven.

Halverwege de maand november kwam Ulrike weer eens langs bij Schmücker. Hij was zeer opgewonden en vertelde dat Usch een kind van hem verwachtte. Verder zouden ze naar Wolfsburg gaan om een bekende van Götz Tilgener te ontmoeten: Ilse Bongartz.

Ook Götz Tilgener hoorde in zijn cel van de reisplannen van zijn vriend. Op 23 november schreef hij aan Ilse Bongartz: Annelis schreef mij dat Bernd je wil bezoeken. We hebben het over hem gehad. Wat ze met hem uithalen is onvoorstelbaar laag. En dan gaat het niet eens om misdaden van het grootkapitaal. Kameraden! Doe hem mijn groeten.

Je zult merken dat we het met Bernd op het politieke vlak in grote lijnen eens zijn. Maar misschien ben ik niet helemaal objectief. Vraag er eens naar en schrijf mij wat jij ervan vindt. Misschien kunnen we samen iets doen?

Tilgener maakte een toespeling op het feit dat Schmücker nog steeds werd genegeerd door de linkse beweging. Hij werd nog altijd als verrader beschouwd omdat hij had getuigd tegen zijn vroegere kameraden.

==

Eind november dook Ulrich Schmücker met zijn vriendin Usch in Wolfsburg op. Ze verbleven tien dagen bij Ilse Bongartz: in het huis van Ilses moeder om precies te zijn. Ilse Bongartz vond ze allebei oké. Ze spraken over hun vriend Billy, discussieerden over politiek en gezamenlijke plannen. Schmücker leek haast euforisch. Eindelijk had hij iemand gevonden die door zijn stigma van verrader heen keek. Hij was onder de indruk van Ilse Bongartz. Ze was ouder dan hij en haar vastberadenheid fascineerde hem. Als Rote Ilse had ze een naam in de scene. Ze was geen studentikoze intellectueel, geen kind van burgerlijke ouders. Toen Ulrich Schmücker haar ontmoette was Ilse Bongartz zesendertig.

==

13 Ilse Bongartz

Ilse Bongartz werd op 24 juni 1937 in Berlijn geboren. Tot 1944 woonde ze bij haar moeder, een oudoom en een oudtante – die ze als haar grootouders beschouwde – in Berlijn-Adlershof. Haar moeder was ongetrouwd toen Ilse werd geboren. Ze werkte als boekhoudster, maar droomde van het theater. De grootouders Auguste en Gustav waren actief in het verzet tegen de nationaalsocialisten. Tot Ilses vroegste herinneringen hoorde een scène die zich in die tijd afspeelde.

Ik heb iets meegekregen van wat mijn grootvader in die tijd deed. Er was hier in Berlijn een drukkerij waar een antifascistische krant werd gedrukt. Op een dag zijn we daarheen gegaan om pamfletten op te halen. Overal werd er door de Gestapo gecontroleerd. Mijn grootvader is toen op het idee gekomen om de pamfletten in mijn luier te verstoppen. Toen we teruggingen werden mijn grootouders uitgebreid gefouilleerd, aktetas, thermoskan, alles... maar mij hebben ze niet gefouilleerd. Zo zijn de pamfletten op de juiste plek afgeleverd. Hoe klein ik ook was, ik was ontzettend trots dat het lukte.

Een andere gebeurtenis brandde zich nog dieper in Ilses geheugen. Ze had een Joodse vriendin, met wie ze op de crèche zat. Op een dag verdween haar vader om nooit meer terug te keren. En toen reed de vrachtwagen voor en werd ook de moeder opgehaald. Mijn vriendin klampte zich vast aan haar moeder en riep: “Mama, mama, blijf toch hier...” Toen hebben de mensen haar van de vrachtwagen geduwd en een van die Gestapotypes schopte haar in haar gezicht. Daar is ze aan gestorven.

De grootvader probeerde Ilse, voor zover dat ging, het fascisme uit te leggen. De moeder vluchtte in theater. Alles is aan haar voorbijgegaan, verklaarde Ilse Bongartz later. ze had geen idee van wat mijn grootvader allemaal deed.

In 1944 leerde Ilses moeder bij een theatervoorstelling de zakenman Heinrich Hennecke kennen, met wie ze later trouwde. Hennecke had samen met zijn broers een sigarenfabriek in Helmstedt gehad, maar die was verloren gegaan. Vlak voor het einde van de oorlog ging hij naar Wolfsburg om bij Volkswagen als inkoper te werken. Ilse en haar moeder Clara gingen met hem mee.

De verhuizing en het afscheid van haar grootvader, betekenden een grote klap voor Ilse. Die Heinrich was lid van de nsdap en was in de Eerste Wereldoorlog officier geweest. Hij was een fascist in hart en nieren. Niet alleen wat zijn wereldbeschouwing betrof, maar ook in het dagelijks leven. Wat hij zei, en wat hij juist vond, moest zo en niet anders gedaan worden. Hij was door en door autoritair. Ik was door het leven bij mijn grootouders iets anders gewend.

Ilse ging in Wolfsburg naar de lagere school, wilde graag naar het gymnasium, maar slaagde in 1948 niet voor het toelatingsexamen. Later zei ze daarover: De zoontjes van de heersende middenklasse gingen voor. Ilse deed toelatingsexamen voor de hbs, slaagde, maar werd niet toegelaten wegens plaatsgebrek. Ze ging naar de mulo, maar stapte na anderhalf jaar over naar de huishoudschool. Na anderhalf jaar brak ze haar opleiding af. De school lag mij helemaal niet. Ik heb er niets geleerd wat voor mij ook maar enigszins nuttig was.

Ilse ging bij de Volkswagenfabrieken werken als stagiaire op kantoor. Daar heb ik de mentaliteit van werknemers leren kennen. Dat was heel erg, de onderlinge concurrentie waarbij iedereen hogerop probeert te komen en meer wil zijn dan de anderen. Om van haar afdeling af te komen begon Ilse een flirt met een man van een andere afdeling. Dat gold bij de leiding als een zwaar vergrijp. Ze werd overgeplaatst, maar een verbetering was het niet.

Daar ben ik begonnen met het maken van fouten met de ponskaarten, bewust, zodat ik niet te handhaven viel. Ilse vloog eruit en begon als arbeidster in de fabriek. De sfeer onder de arbeiders beviel haar beter. Ze werd lid van de vakbond IG-Metall en deed mee aan een wilde staking, die echter door de vakbond de kop in werd gedrukt. Dat was voor Ilse aanleiding om weer uit de vakbond te stappen.

In oktober 1955 trouwde ze, net negentien, met de tien jaar oudere elektricien Helmut Bongartz. In het begin woonde het jonge paar bij Ilses moeder en stiefvader. Ook de grootvader was kort na de oorlog naar Wolfsburg verhuisd. Dat was een leerzaam tafereel. Als aan de linkerkant van de tafel een fascistische stiefvader zit en aan de andere kant een anarchist die je lief is, heb je verder geen politieke vorming nodig.

Ze leefden met zn allen in een driekamerwoning. De grootvader, die open tbc opgelopen had, bewoonde één kamer, haar moeder en stiefvader hadden de slaapkamer voor zichzelf, Ilse en haar man hadden de woonkamer. Uiteindelijk vonden ze een klein arbeiderswoninkje van de vw-fabrieken in de Breslauerstraße.

Ilse Bongartz stopte met werken en bracht snel na elkaar vier kinderen ter wereld: Elke in 1956, Sabine in 1958, Hartmut in 1960 en Ines in 1964.

Via haar echtgenoot leerde ze een Italiaanse fabrieksarbeider kennen die vlak bij de fabriek woonde. Ilse was ontsteld over de woonsituatie van de gastarbeiders. Voor mij was het zonneklaar. Het racisme dat vroeger de Joden gold, treft tegenwoordig de gastarbeiders op precies dezelfde manier, maar in een aangepaste vorm. De mentaliteit die erachter zit is dezelfde. Ik herinner mij dat er in de belangrijkste winkelstraat in Wolfsburg in een café een bord hing waarop stond: verboden voor buitenlanders!

Ilse Bongartz stelde een petitie op over de situatie van buitenlanders in de vw-stad, verzamelde handtekeningen en stuurde die naar de Wolfsburger Nachrichten.

Als ik er nu aan terugdenk, was het een krankzinnige onderneming om er alleen op uit te gaan. Ik ging van huis tot huis, van deur tot deur om handtekeningen te verzamelen. Het duurde heel lang voor ik een paar handtekeningen bij elkaar had.

Ook in het buurtwerk werd Ilse Bongartz actief. Samen met andere huisvrouwen beijverde ze zich voor een speeltuin op een stukje bouwgrond.

Ze voelde zich goed in haar rol als huisvrouw en moeder, had haar werkdag goed ingedeeld en hield genoeg tijd over voor het buurtwerk en las veel. Van haar oudoom had ze een kleine literaire schat geërfd: de memoires van Kropotkin, Bakoenin, een paar delen Marx en Engels en boeken over de Russische Revolutie.

Alleen de ziekte van haar oudste dochter Elke baarde haar zorgen. Ze leed aan een uiterst zeldzame ruggemergaandoening. Haar bloed zuiverde niet vanzelf. Elf weken na haar geboorte werd Elke in het ziekenhuis opgenomen en dat herhaalde zich dertien jaar lang. Om de paar weken moest ze naar het ziekenhuis, kreeg ze medicijnen en moest haar bloed gezuiverd worden.

Een dokter in opleiding stelde voor haar milt te verwijderen, maar de verantwoordelijke arts gaf geen toestemming. In september 1968 overleed Elke. Bij de sectie werd door de artsen vastgesteld dat de milt was misvormd en opgezwollen en zo ongeveer de hele buikholte vulde. Ilse Bongartz zei later: Als ze toen naar de assistent hadden geluisterd, was het heel anders gelopen.

Zelf had ze alles wat in haar macht lag gedaan om haar kind te helpen. Ze had zich tot de artsen gewend, tot de autoriteiten, allerlei instellingen. Maar overal stuitte ze op onverschilligheid. Volgens vrienden uit die tijd heeft dat haar diep geraakt, verbitterd en gedesillusioneerd: Tijdens het voortslepend ziekbed van haar kind werd ze keer op keer geconfronteerd met het gebrek aan mededogen van het systeem. Ze voelde zich in de steek gelaten, alleen, hulpeloos.

De dood van haar dochter was voor Ilse Bongartz een aansporing om politiek actief te worden. Toen Elke overleed ben ik na gaan denken. Wat mijn moeder tijdens het Derde Rijk had nagelaten kwam weer boven. Elke was gestorven en ik zei tegen mezelf: Wat heeft dat kind eigenlijk aan haar leven gehad? Wat had ik haar kunnen geven? Hoe liggen de maatschappelijke verhoudingen, hoe krijgt een kind eigenlijk de mogelijkheid om het sprankje leven dat het krijgt ook daadwerkelijk te benutten?

Het was de tijd dat de studentenbeweging oversloeg naar de provincie, ook naar Wolfsburg. Ilse Bongartz voelde dat de eisen van de opstandige studenten ook haar aangingen. De Meirevolutie in Parijs fascineerde haar, omdat studenten en arbeiders daar samen voorop gingen in de strijd.

Toen na de verkiezingen in 1969 de mogelijkheid tot vorming van een sociaal-liberale coalitie ontstond, belde ze met het partijbureau van de spd in Wolfsburg. Het leek mij het moment voor de spd om zich te bezinnen op haar oorsprong als partij voor de arbeiders. Ze nam contact op met de leiding van de partij en stelde voor meteen langs te komen.

Niet veel later werd Ilse Bongartz lid van de spd. Ze werd actief bij de Juso, de Jonge Socialisten. Zeer actief zelfs. Binnen drie maanden was ze de tweede voorzitter van de Juso in Wolfsburg. Een vriend uit die tijd: Ilse maakte een intelligente, slimme indruk. Met een enorme energie begon ze zich politiek te ontwikkelen, ze werkte geschriften door, discussieerde met mensen. Ze had een sterk ontwikkeld proletarisch bewustzijn. Ik bedoel dat ze absoluut politiek onderlegd was. Ze kende de hele politieke ontwikkeling van Duitsland na de oorlog op haar duimpje.

Zonder terughoudendheid stortte Ilse Bongartz zich in de politieke discussies van de jonge socialisten. Ze viel op door haar drastische manier van uitdrukken. Ze wilde zich zeker ook voor de jongeren profileren, herinnerde een kennis zich later, en dat heeft ze ook met verve gedaan. Met gepeperde uitspraken. Remmingen had ze totaal niet. Ook oudere kameraden slingerde ze termen als luie hond naar hun hoofd, of ze riep “Je bent achterlijk!” tegen ze. Ze kleedde zich ook opvallend. Soms droeg ze niet veel meer dan een overhemd, de knoopjes ver open, met niets eronder.

Haar echtgenoot meed de bijeenkomsten van de Jonge Socialisten. Als een van de eerste vrouwen in de Juso-scene in Wolfsburg nam Ilse Bongartz haar kinderen mee naar partijbijeenkomsten. Ook dat maakte indruk op haar partijgenoten. Ze konden haar zelfstandigheid als huisvrouw met drie kinderen goed gebruiken, maar daar wilde Ilse niets van weten. Verplichtingen aan het partijapparaat met alle bijbehorende hiërarchische verhoudingen en partijrituelen waren niets voor Inge.

In dat opzicht kwam de affaire vlak voor de deelstaatverkiezingen van Niedersachsen haar niet ongelegen. Een groepje rond de Wolfburgse Juso-voorzitter, waartoe ook Ilse Bongartz hoorde, had de kieslijsten van de dkp getekend, zodat die ook aan de verkiezingen konden deelnemen. De dkp had te weinig stemmen om de kiesdrempel te halen. Wij waren van mening dat het de plicht was van een democratische partij als de spd om de dkp in staat te stellen om aan de verkiezingen deel te nemen.

De spd zag dat heel anders. De groep rond de voorzitter van de Juso werd uit de partij gezet. De Juso-voorzitter zelf vertrok naar Berlijn om te gaan studeren, de overigen schaarden zich meer en meer om Ilse Bongartz.

Ze kwam vaak in het Wolfburgse jeudcentrum Tadsch in de Kaufhauspassage, een ontmoetingsplaats van de linkse beweging. Ze kende eigenlijk alleen Wolfsburg, door Hitlers architecten op de tekentafel ontworpen. Het was een kille fabrieksstad zonder geschiedenis, een steriel woongebied als aanhangsel van de gigantische fabrieken: Metropolis. Het werk bij Volkswagen bepaalde het leven van de stad. Vrijetijdsbesteding, wooncomfort en parken, het leek allemaal slechts te bestaan om te leiden tot meer productie. Mensen als machineonderdelen die werden verzorgd, onderhouden en vervangen als ze versleten waren.

Ilse Bongartz begon dat leven steeds meer te haten. Haar man was inmiddels bij haar weggegaan. Ze haalde jongeren in huis. Op de muren van het oude burgermanswoninkje waren leuzen geschilderd in zwart en in rood. In het halletje stond als uitnodiging geschreven: hier ben je mens, hier mag je het zijn.

Voor Ilse Bongartz brak een periode van een haast vertwijfelde totale vrijheid aan. Alles wat haar in haar kleinburgerlijke wereld was onthouden, moest nu worden verwezenlijkt. Buiten het zicht van haar echtgenoot en zijn latere tweede vrouw ontaardde die vrijheid in totale chaos: Ilse maakte van haar tweeënhalve-kamer-woninkje tegelijkertijd een bordeel en een zwijnenstal. In het echtelijk bed, waar de poten van waren afgezaagd werden jongens tot gehoorzame anarchisten gekneed. Vrije liefde was vanzelfsprekend. Ilse had ook geen remmingen waar het haar kinderen betrof. Die woonden met haar in dat kleine huisje waar geen deur op slot bleef.

Vooral het bad was een doorn in het oog van Helmut Bongartz tweede echtgenote. Er waren dagen dat het hele gezelschap drie of vier keer per dag in bad ging. Eén nacht in 1970 jatten ze een paar melkbussen bij boeren in de omgeving van Wolfsburg, in totaal een liter of tachtig. Die goten ze in het bad, om een koel melkbad te nemen.

Ilse Bongartz gaf een minder avontuurlijke versie van het gebeuren. Het ging om één melkbus en de inhoud was niet gebruikt om erin te baden, maar om er kwark van te maken.

De groep die zich om haar heen verzamelde noemde zich K3, in navolging van de Berlijnse Commune 1, waartoe Fritz Teufel, Reiner Langhans en Dieter Künzelmann behoorden en de Berliner Psycho-Commune 2, waar het latere raf-lid Jan-Carl Raspe woonde.

Het was de tijd dat de Rote Armee Fraktion ontstond en voor het eerst de kranten haalde. Ilse volgde de activiteiten van de stadsguerrilla, las alles wat daar betrekking op had en discussieerde er met haar groep over. Er werd besloten zelf actief te worden.

In april 1971 kwam de groep ter ore dat in de aula van het Stedelijk Gymnasium van Wolfsburg een bijeenkomst van de npd zou plaatsvinden. Met twee vrienden ging Ilse Bongartz erheen om brand te stichten. Zonder het gewenste resultaat. Vier weken later probeerden een paar leden van haar groep het opnieuw. Ook die keer brak er geen brand uit.

In plaats daarvan ging de Tadschclub in Wolfsburg in vlammen op. De nieuwe pachters wilden van het jeugdcentrum een ontmoetingsplaats maken voor sympathisanten van de npd, een club voor leden. De K3 protesteerde daartegen met een, deze keer succesvolle, poging tot brandstichting. De weken daarna beging de groep diefstallen, pleegde ze huisvredebreuk en een aanslag op een met Volkswagens beladen goederentrein. Ilse Bongartz en haar groep van zeven K3-leden werden voor in totaal tweeëndertig delicten voor de rechter gedaagd.

13 april 1972 werd het vonnis uitgesproken. Ilse Bongartz werd veroordeeld tot drie jaar. De rest van de beklaagden kreeg jeugdstraffen van zon een tot twee jaar, die, op één uitzondering na, allemaal in vrijheidsstraffen werden omgezet. Het gerechtshof hield Ilse Bongertz niet voor de aanstichter van de gepleegde strafbare feiten: De bijna vijfendertigjarige verdachte maakte tijdens de hoorzitting een bijzonder onvolwassen indruk, gespeend van iedere levenservaring... er kon niet worden vastgesteld dat zij de aanstichtster of initiator is geweest.

Het vonnis maakte Ilse Bongartz in linkse kringen bekend als politieke gevangene. De Rode Hulp trok zich haar lot aan, in de kranten van de burgerlijke pers werd ze Rote Ilse genoemd, haar brieven werden door de alternatieve pers verspreid. De Rode Hulp in Wolfsburg drukte in december 1972 een brief af, die ze in de gevangenis had geschreven.

==

Lieve kameraden!

==

In deze maatschappij kun je slechts vegeteren of strijden. En weet je, de meeste kameraden kiezen voor vegeteren! Is het jullie opgevallen dat ik niets meer over mijzelf en mijn wensen heb geschreven? Dat kan alleen maar betekenen dat je niet hebt opgelet. Bij mij is niets meer privé dat niet tegelijkertijd ook politiek is. In tegenstelling tot degenen die zich kameraden noemen, heb ik de consequenties getrokken uit het feit dat er in deze kapitalistische maatschappij niets meer is dat mijn wens om te leven bevredigt.

Ik ben niet geïnteresseerd in een carrière onder prestatiedwang, ik ben niet geïnteresseerd in consumentisme als vervanging voor seksuele bevrediging, ik ben niet afhankelijk van wat anderen doen. Mij interesseert maar één ding: hoe een maatschappij te verwezenlijken waarin iedereen gelukkig kan zijn en wat ik daar zelf aan kan bijdragen. Kijk om je heen; de wens om te leven is hier in de bak niet te vervullen. Al helemaal niet als je van de andere gevangenen wordt geïsoleerd...

Helemaal superpersoonlijk verlang ik hevig naar mijn familie (kinderen) en naar een man. Ik ben seksueel niet gebroken, maar het masturberen zat. Met een psychologisch attest wil ik proberen om neukverlof te krijgen. Vanwege de negatieve bijwerkingen van onthouding. Tenslotte alweer anderhalf jaar. Van de sublimatie (schrijven, lezen) en het compenseren (lichamelijke arbeid, schoonmaken, naaiwerk onder andere) heb ik ook genoeg...

==

Ilse Bongartz zat haar straf in de penitentiaire inrichting Vechta uit. Verbeten probeerde ze haar politieke ontwikkeling bij te spijkeren. Ze worstelde zich door politieke en wetenschappelijke publicaties en schreef ontelbare brieven, waarin ze haar nieuw verworven inzichten wereldkundig maakte.

14 Nieuwe vrienden

Toen Ulrich Schmücker met zijn vriendin Usch in Wolfsburg opdook was Ilse Bongartz net vier weken vrij. Haar nieuwe vriend, Götz Tilgener, die van Wolfsburg op weg naar Berlijn was gearresteerd, zat inmiddels drie weken vast.

Schmücker bezocht Ilse Bongartz in de Schillerstraße, waar ze na haar vrijlating woonde bij haar moeder. De ontvangst was hartelijk. Haar moeder Clara was niet erg enthousiast over de vrienden van Ilse die de deur bij haar plat liepen. Toen er nog eens een mannetje of zes langskwamen was haar geduld op. Er ontstond ruzie. Maar Ilse Bongartz liet zich de wet niet voorschrijven door haar moeder. Haar kameraden waren haar leven. Ze trokken zich terug in de achterkamer om te discussiëren. Na het bezoek schreef ze Billy: Het bezoek uit Berlijn was hier en bracht meteen een aangename verrassing, namelijk Uschi! Het was zo fijn om met die twee te beleven wat wij samen al allemaal beleefd hebben. Er was niets tussen ons dat afstand schiep – ook daar eenheid, objectieve liefde. Dat is zo belangrijk! Pas door subjectieve liefde kun je komen tot objectieve liefde, kun je je ontwikkelen tot compleet mens.

Ilse Bongartz dochter Ines wees Schmücker in eerste instantie af. Dat veranderde toen Schmücker en zijn vriendin Usch haar meer aandacht gaven. Ze gingen met Ines sleetje rijden, maakte huizen van Lego met haar. Ilse schreef in haar brief aan Billy: We hebben een prachtig huis gebouwd, waar kameraden in wonen, hun eigen brood bakken en allerlei andere dingen doen. Ze heeft met Uschi een molen gemaakt, heel anders dan een burgerlijke molen. Er was ook nog een pasfotoautomaat met deuren. Misschien kun je je in je grauwe cel voorstellen wat zich hier afspeelde. We hadden een hele fijne feeling en jij, Billy, Billy was iedere seconde bij ons. Het was zo fijn om bij kameraden te kunnen huilen omdat Billy er niet is.

Nee, joh, het is geen persoonlijke pech! Dat zouden onze leiders graag zien, dat we het zo opvatten. Het zijn heel gerichte, concrete pogingen om het leven en de liefde te verstoren. Het is ons recht om voor de liefde te strijden. De muren die ze om ons heen hebben gebouwd, zullen hen op een dag om de oren vliegen.

Ik moet je nog wat moois vertellen: gisteren kwam ik thuis met Ines en nog een kameraad. Toen we ons omdraaiden, stond er een regenboog boven Wolfsburg. Zulke intense kleuren had ik nog nooit gezien! Het was zo heerlijk om door de regen te lopen. De wolken scheurden uiteen en een verrukkelijke zon begon te schijnen. Het deed me op een of andere manier denken aan ons gezamenlijk boodschappentochtje. Zie je, je bent er altijd. Ik denk aan je, ik kus je, ik streel je. Tot snel. Je Ilse.

==

De intense, gevoelvolle atmosfeer in Wolfsburg werkte aanstekelijk op Ulrich Schmücker. Dat hij met argusogen werd bekeken door de linkse beweging leek bijna vergeten. Zijn nieuwe vrienden wekten in hem de hoop dat hij weer volkomen geaccepteerd zou worden. Hij voelde zich dankbaar tegenover Götz Tilgener. Nog in Wolfsburg zette hij zich aan een schrijfmachine en typte een brief aan Billy.

==

Lieve Billy, vriend en kameraad,

==

Je volledig onverwachte en door niets te rechtvaardigen opsluiting vervulde ons onmiddellijk met diepe zorg. Zorgen om jou, de onzekerheid hoe gevangenisstraf inwerkt op je psychische constitutie. We wisten niet wat er in Wolfsburg allemaal voor je veranderd was.

Maar sinds we – Usch en ik – hier zijn en met Ilse hebben gesproken, weten we dat die zorgen overbodig zijn. Het is een vreugde om te zien hoe je op je straf reageert, en het bericht dat je maag voor het eerst niet in opstand is gekomen, bewijst dat bij jou eindelijk de scheiding tussen lichaam en geest is opgeheven en dat je een hoger bewustzijn hebt bereikt, dat je jezelf bent en een nieuw leven bent begonnen.

Ik kan dat nu pas echt meevoelen en niet slechts rationeel begrijpen wat het betekent om te leven, de dialectiek haat-liefde in je leven te verwezenlijken, want ook bij mij is er veel veranderd.

==

Ulrich Schmücker vervolgde, met zoveel woorden, dat hij weer studeerde en dat hij het zo goed met zijn medestudenten kon vinden. Dat was voor de controle van de post in de inrichting. Er zijn voor mij drie nieuwe dingen ontstaan die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en die elkaar bepalen. Ze hebben alle drie te maken met mijn oude studierichting in Duitsland. Schmücker bedoelde iets heel anders. Met studie bedoelde hij niet geschiedenis of etnologie, maar de stadsguerrilla. Hij schrijft verder: Ten eerste heeft de verstandhouding met mijn vroegere collegas een volledig nieuwe positieve wending genomen, waar ik al bijna niet meer in geloofde. Bij de zesde poging heb ik Traudl eindelijk ontmoet, en we kunnen prima met elkaar overweg. We hebben niet alleen hindernissen uit het verleden uit de weg geruimd, maar ook plannen voor de toekomst gemaakt, gezamenlijk werk aan voordrachten en “papers”.

Daarmee doelde Ulrich Schmücker klaarblijkelijk op Waltraud S., die hij na zes pogingen eindelijk had gesproken, met wie hij de zaak van zijn verraad had besproken en opgeklaard. Omdat Waltraud S. contact had met Inge Viett, met wie hij samen in de gevangenis had gezeten, hoopte Schmücker weer toegelaten te worden in de kringen van de Beweging Tweede Juni en te worden ingezet bij nieuwe acties.

Ook zijn nieuwe vrienden in de Zeughofstraße beschreef Schmücker in gloedvolle, zij het versleutelde woorden: Verder heb ik een kring van nieuwe studenten gevonden met wie ik niet alleen intensief samenwerk, maar ook samenwoon. Alleen op die manier, vinden wij, kun je de homogeniteit, de eensgezindheid realiseren die nodig is om effectief aan de universiteit te studeren. Alles viel in de juiste samenhang op zijn plaats door Usch, door wie ik – analoog aan jouw ervaringen in Wolfsburg – ervaar wat liefde is, die ook bij mij de eenheid tussen emoties en ratio heeft hersteld. Drie weken geleden ben ik pas echt begonnen met leven, je zwakte tonen in het openbaar, zonder tegenkrachten op te roepen. Er zijn zoveel parallellen in onze ontwikkeling in de laatste weken. Dat beseffen wij door de gesprekken hier in Wolfsburg. De atmosfeer wordt hier mede door jou bepaald, we voelen je nabijheid, Billy.

Daar hield Schmücker plotseling op. Hij stond op en ging naar de anderen. De lange gesprekken met Ilse Bongartz over hun gemeenschappelijk vriend hadden hem stof tot nadenken gegeven. Tot dat moment was Tilgener voor hem altijd de bovenliggende partij geweest, de helper, degene die hem kon helpen terug te keren in de scene. Nu had hij ondervonden dat Billy ook zwak kon zijn, in zijn relatie met Ilse Bongartz bijvoorbeeld, wier geestelijke kracht hij duidelijk voelde. Het gaf hem zelfvertrouwen. Opeens voelde hij zich gelijkwaardig aan Billy, de sterkere haast. Na een paar uur ging hij weer aan tafel zitten en typte hij verder: In de paar uur die zijn verstreken is mij duidelijk geworden waarom ik net niet verder kon. Deze brief hier is gericht aan de vriend en kameraad Billy, aan de Billy die uit Wolfsburg vertrok, en wiens brieven ik heb gelezen, aan de mens Billy die ik helemaal niet ken, waar ik slechts flitsen van heb gezien. De Billy die ik ken, met wie ik voortdurend werd geconfronteerd, is een ander, een façade die je om jezelf heen hebt opgetrokken. De altijd sterke en beredenerende man, die schaamteloos de man van de wereld uithing, arrogant, kritiek met cynisme beantwoordend... achter die façade probeer jij je zwakte te verbergen. Je hebt je – tegenover mij in elk geval – altijd met dat imago en die façade geïdentificeerd en je panische angst je zwakte te moeten erkennen in alcohol verzopen.

Pas na het succesvol verzuipen van die angst (verdringing) kon je menselijk zijn tegen mij, werkelijk jezelf zijn. Als ik je mocht, was het omdat ik je zo meegemaakt heb, een paar keer maar, maar vaak genoeg om tenminste te vermoeden wat er achter die façade schuilging... Je menselijkheid was er altijd en kwam in het bijzonder tot uitdrukking in de hulp die je mij bood, maar verwaterde weer en werd ondergesneeuwd door de onmenselijke eisen die je aan jezelf stelde. Met die problematiek wist ik geen raad. Dat kon alleen een kameraad die je tederheid kon geven, met wie je ervaart wat liefde is, dat kon alleen Ilse.

Het heeft me enorm blij gemaakt te horen wat zich tussen jullie heeft ontwikkeld. Ik snap wat het voor je betekent. Na je hopelijk spoedige vrijlating zullen wij elkaar opnieuw leren kennen, wow, daar verheug ik me op. Op dit ogenblik bemiddelt Ilse in onze verstandhouding, ik ervaar je door haar, ze zal voor mij tot je spreken dan wel je schrijven. Ik heb Billy de mens pas leren kennen door Ilse. Ik omhels je!

Ulrich Schmücker ondertekende de brief niet. Kennelijk voelde hij zich alweer half-en-half de stadsguerrilla die voorzichtig moest zijn. Götz Tilgener hield zich aan de voorzorgsmaatregelen. Hij antwoordde Schmücker niet direct en verwees slechts naar hem als Bernd. Op 31 december 1973 schreef hij een lange brief aan Ilse Bongartz: Ik zou het te gek vinden als we met Bernd en Usch samen konden wonen... groet Bernd van mij, ik schrijf hem niet. Ik vind het helemaal te gek wat er met hem is gebeurd. De situatie was eerst echt klote voor hem. Ik heb het van dichtbij meegemaakt. Jouw indruk van hem – dat schreef je tenminste na zijn bezoek aan jou – was duidelijk heel positief.

Götz Tilgener stelde zich in zijn cel zijn toekomstige leven met Ilse Bongartz voor, en hun samenwerking met Ulrich Schmücker in een politieke groepering. Concrete plannen had hij niet, en als dat wel zo was, zou hij er wel voor gewaakt hebben die via gecensureerde gevangenispost naar buiten te brengen. In zijn brieven schetste hij de emotionele voorwaarden van hun gemeenschappelijke strategie. Het ging vooral om de eenheid van gevoel en politiek handelen: Vergeet niet: wij kunnen leven. Daar benijden de brave burgers ons om. Wij kunnen doen wat we willen, we zullen altijd winnen, en altijd onze situatie en daarmee die van alle andere mensen verbeteren. Kind toch, Ilse-schat, zijn onze vooruitzichten niet schitterend? We hebben niets te verliezen, behalve onze ketenen. We zijn mensen – of tenminste op weg mensen te worden. Is het niet prachtig wat wij samen met elkaar beleven? Wat wij onze kameraden kunnen geven, zodat zij het ook begrijpen, is dat er voor ons nooit een of-of, noch een zowel-als kan zijn in alles wat we doen. Dat te begrijpen, te voelen, te beleven, het verinnerlijken van de dialectiek haat-liefde en de daaruit voortkomende verhoudingen moet wel tot succes leiden, want de motivatie is oprecht. Meiske, we kunnen elkaar omhelzen en erbij blijven lachen – en precies dat lachen zal al die varkens van hoogwaardigheidsbekleders de rillingen over hun rug laten lopen...

Op de radio was de nieuwjaarstoespraak van de Bondskanselier. Volgens hem belooft 1974 een mooi jaar te worden. Ik deel die mening – leve de vooruitzichten! Meiske, 1974 wordt een prachtjaar. We zullen vooruitkomen, vele stappen vooruit in de ontwikkeling tot mens.

In zijn PS schreef Götz Tilgener nog: Meld je snel weer.

Maar Inge Bongartz meldde zich niet, pas op 22 januari schreef ze hem. Ze moest hem bitter teleurstellen. Ze was in de tussentijd in Hamburg geweest en had daar een nieuwe minnaar gevonden. Ze schreef: Toen ik in Hamburg was leerde ik een kameraad kennen en nu zijn we samen. Ik weet zeker, dat je het goed vindt en zult begrijpen. Het kloosterleven is niets voor Ilse. Bovendien ben ik erg verliefd.

Tussen neus en lippen door deelde ze mee dat ze van plan was Bernd, Ulrich Schmücker dus, en zijn vriendin Usch in Berlijn te bezoeken. Zij wilden in Berlijn blijven en omdat ze daar zelf niet heen wilde, zou samenwonen er voorlopig niet in zitten. Toch was Bernd voor haar een van de weinigen die verwezen naar de noodzaak tot handelen over te gaan, wat wij ook in ons hoofd hebben’.

Tilgener antwoordde een week later. Hij was weer helemaal cool, helemaal de sterke man, zoals Ulrich Schmücker hem had geanalyseerd. Met wie je samen bent interesseert me in zoverre, dat ik wil dat het goed met je gaat en dat je plezier hebt. Hij deelde Ilse Bongartz mee dat hij na zijn vrijlating terug naar Berlijn wilde. Ten slotte liet hij Ulrich Schmücker groeten: Laat hij me weer eens schrijven – vooral over hoe de zaken ervoor staan. Die vent heeft hersens en ook nog gevoel, een verdomd goede combinatie – en gevaarlijk voor varkens.

==

Terwijl hij in de gevangenis zat, veranderde voor hem het een en ander buiten. Via via hoorde hij dat Ilse Bongartz al in januari met haar vriend uit Hamburg was getrouwd. Neveneffect van haar huwelijk was wel dat ze haar beruchte naam kwijtraakte. Ze trouwde uitgerekend met iemand wiens naam even berucht was: Wolfgang Jandt, schreef Tilgener later.

Wolfgang Jandt was vervolgd wegens brandstichting in verschillende Hamburgse warenhuizen en was daarvoor ook samen met anderen veroordeeld.

Het huwelijk tussen Wolfgang Jandt en Ilse hield maar een paar weken stand.

==

15 Wantrouwen

Op 16 januari 1974 stond Götz Tilgener opnieuw voor de rechter. Hij kreeg tien maanden onvoorwaardelijk. Op 28 februari diende het beroep. De officier van justitie eiste vijftien maanden. Op 1 maart werd uitspraak gedaan: zeven maanden wegens ongeoorloofd verzaken bij zijn legeronderdeel. Het voorarrest werd afgetrokken. Tilgener kwam nog dezelfde dag vrij. Hij belde zijn toenmalige advocaat, het latere raf-lid Jörg Lang en bracht hem op de hoogte van het gunstige verloop van het proces. Lang antwoordde: Pas op, pas op, dit is een heel gemene truc.

Tilgener blikte later terug: Ik begreep uit zijn woorden dat ook hij dacht dat ze mij als lokvogel wilden gebruiken.

Toen Tilgener Ilse belde, reageerde ze bot en terughoudend. Het eerste wat ze over de telefoon zei, was: Als je naar Berlijn gaat, pas dan in godsnaam op met Bernd. Geen informatie, niets. Tilgener was geschokt. Hij vroeg door, maar uit angst voor afluisterpraktijken van de veiligheidsdienst wilde Ilse verder niets zeggen. Ze spraken af elkaar nog dezelfde nacht op het centraal station van Hannover te ontmoeten om verder te praten. Tilgener legde de hoorn op de haak en nam de eerste trein naar Hannover.

Hij wachtte voor niets. Ilse kwam niet. Vervolgens vloog Tilgener van Hannover naar Berlijn. Op 2 maart kwam hij daar tegen de middag aan. Vanuit de eerste de beste telefooncel belde hij Ilse in Wolfsburg om te vragen waarom ze niet op de afspraak was verschenen. Ze antwoordde dat ze te moe was geweest en geen vervoer had kunnen vinden. Ze kwamen overeen dat Billy binnen een paar dagen naar Wolfsburg zou komen. Daar kwam niets van terecht, omdat Tilgener twee dagen later zijn portefeuille met zijn identiteitskaart verloor.

==

Half februari was Ulrich Schmücker bij zijn ouders in Bad Neuenahr. Hij was erg veranderd. Zijn moeder schrok van zijn verschijning. Hij droeg een lange Afghaanse schapenjas, een bontgekleurd overhemd en kettingen. Hij maakte op zijn moeder een nogal afwezige indruk. Ik heb na lang wikken en wegen besloten om ver weg te gaan, zei hij, anders ga ik dood. Ik ga naar Pakistan. Daar kun je van honderdvijftig mark in de maand goed leven.

Schmücker leek depressief. Alleen als zijn vriendin Usch ter sprake kwam, klaarde zijn gezicht op. Hij vertelde zijn ouders dat ze een kind van hem verwachtte. In augustus zou het komen. Schmücker werd razend enthousiast bij het idee dat hij vader zou worden. Hij zei tegen zijn moeder dat Usch en hij niet zouden trouwen, het kind zou in de familie van de Zeughofstraße opgroeien. Schmücker verheugde zich op zijn terugkeer naar Berlijn.

Tijdens zijn bezoek aan zijn ouders was de groep uit de Zeughofstraße met de oude postauto naar een plaatsje in de buurt van Hannover gereden. Schmücker wist niet precies waar. Hij vertelde zijn ouders dat ze daar ergens in de buurt een boerderij zochten voor hun communehond Keule. Op de terugweg naar Berlijn zouden ze Ulrich oppikken. Zijn ouders beloofden hem naar Hannover te brengen. Tevergeefs wachtte Schmücker op een telefoontje of teken. Maar niemand belde. Teleurgesteld reed hij uiteindelijk op 3 maart met een vriend uit Bonn in diens auto terug naar Berlijn.

Toen Ulrich Schmücker terugkeerde in de Zeughofstraße was de groep al thuis. De sfeer was slecht. Kennelijk hadden ze tijdens hun reis door de Bondsrepubliek negatieve verhalen over hem gehoord. Maar ze zeiden er niets over, verweten hem alleen de verstandhouding met zijn ouders. Hij was te burgerlijk en zijn positie in de groep was onhoudbaar.

Een paar dagen later ging Götz Tilgener naar de Zeughofstraße. Hij wilde weten wat Ilse Jandts mysterieuze waarschuwing tegen Schmücker betekende. Hij praatte met een paar bewoners van de voormalige fabriek, probeerde wijzer te worden, maar kreeg niets concreets te horen. Toevallig liep hij Schmücker tegen het lijf. Hij maakte een zwaar depressieve indruk. Tilgener vroeg naar Usch.

We hebben ruzie gekregen.

Wat is er aan de hand?

Schmücker zweeg. Toen zei hij: Ik weet ook niet wat er is. Ik wil het graag goedmaken, maar Usch wil niet.

Niet veel later sprak Tilgener met Usch. Ook zij bleef vaag. Ze zag gewoon geen toekomst meer voor Schmücker en haar. Hij is te labiel, zei ze, hij weet gewoon niet wat hij wil.

Het was Tilgener opgevallen dat Schmücker in de laatste maanden sterk was veranderd. Hij maakte een compleet doorgedraaide indruk Hij had zich teruggetrokken uit de woongroep in de Zeughofstraße, speelde nachtenlang gitaar of trommelde wat op zijn bongos. Hij rookte waanzinnig veel hasj en kleedde zich in wijde capes gemaakt van gordijnen en brokaat. Toen hij hem op een dag aansprak op zijn kleding, zei Schmücker kortaf: Ik vind mooie kleding mooi.

Tilgener was radeloos en wist niet meer wat met zijn oude vriend te beginnen. Om aan te knopen bij hun discussies van de vorige herfst vroeg hij of de ideeën die hij had over illegale politieke acties waren veranderd. Schmücker keek hem zwijgend aan. Hij nam Tilgener bij de arm, en liep met hem de straat op. Nee, zei hij, ik heb zo mijn eigen plannen. Hij deed Tilgener allerlei vage voorstellen, een overval op geldlopers van supermarkten, een overval op politieautos om aan wapens te komen. Uiteindelijk kwam hij met het plan om een paar Amerikaanse officieren te ontvoeren uit het appartementenhotel in de Clayallee waar hij nog van tijd tot tijd werkte, om die uit te wisselen tegen de gevangen Horst Mahler en Werner Hoppe. Tilgener schudde het hoofd. Om zich niet belachelijk te maken bij de andere bewoners van de Zeughofstraße, vertelde hij ze niets over Schmückers wilde plannen.

Een paar dagen later zocht Tilgener Schmücker opnieuw op. Hij wilde duidelijkheid.

Wat is er eigenlijk met je aan de hand? vroeg hij Schmücker.

Die oude geschiedenis is weer opgelaaid. Ze verdenken me er weer van dat ik een spion en een verklikker ben. Dat is ook de reden dat Usch bij me weg is gegaan. De tranen stonden in zijn ogen. Terwijl ik kan bewijzen dat ik geen verrader ben. Mijn verklaring uit de gevangenis ligt bij een advocaat hier in Berlijn. Ik heb al iemand uit de groep een volmacht gegeven waarmee hij het document kan ophalen. Dan kan iedereen lezen hoe het echt is gegaan.

Tilgener beloofde Schmücker om zich er ook om te bekommeren. Je kunt de volmacht ook tot mij uitstrekken. We zullen zien wat we eraan kunnen doen.

Schmücker was opgelucht. Misschien kon Tilgener hem nog een keer uit de brand helpen.

Een paar avonden later sprak Götz in een café af met Usch. Na afloop bracht hij haar naar haar huis in de Zeughofstraße en overnachtte hij bij haar. Toen Schmücker dat niet veel later hoorde, kwam het tot een breuk met Billy.

Götz Tilgener had in die tijd te veel eigen problemen om zich voortdurend met die van Ulrich Schmücker bezig te houden. Op een dag hoorde hij dat twee bewoners van de Zeughofstraße naar Wolfsburg, naar Ilse Jandt waren afgereisd. Toen ze terugkwamen ging hij naar ze toe om te vragen hoe het in Wolfsburg ging. Hij hoorde dat Ilse niet meer bij haar moeder woonde, maar in de Bäckergasse, in een soort boerderijtje met een tuin, midden in de stad. Ze was er niet best aan toe en had een groep om zich heen verzameld over wie ze moederde. Het huis was een ruïne, de mensen hingen er maar een beetje rond. Het maakte Tilgener nieuwsgierig. Hij besloot met een van de bewoners van de Zeughofstraße terug te reizen naar Wolfsburg om Ilses nieuwe onderkomen te bekijken en meteen naar de achtergrond van haar waarschuwing voor Ulrich Schmücker te informeren.

Op 6 april kwam Tilgener in Wolfsburg aan. Het was prachtig voorjaarsweer. Ilse zat met haar schrijfmachine in de tuin. Naast haar zat een jong meisje dat Annette heette, later kwamen er nog twee jongens bij, die Ilse voorstelde als Farim en Wölli. Ze praatten over de moeilijkheden van woongroepen in het algemeen en die van Wolfsburg in het bijzonder. Het viel Tilgener op dat het onderlinge leeftijdsverschil in de nieuwe woongroep nogal groot was. Ilse was zevenendertig, de rest was achttien. Ilse werd duidelijk als autoriteit beschouwd. Vooral Annette gedroeg zich heel onzeker tegenover haar.

Tegen de avond gingen Tilgener en Ilse bij haar moeder langs in de Schillerstraße. Ilse wilde daar in bad, want dat kon niet in haar nieuwe huis. Onderweg vroeg Tilgener waar haar toespelingen nu eigenlijk op sloegen. Ze vertelde hem, verhuld, dat ze in Berlijn was geweest en daar contact met Inge Viett en Ralf Reinders had gehad. Ze waren allebei geschokt door haar vertrouwelijke omgang met Ulrich Schmücker. Inge Viett en Ralf Reinders hadden haar verteld hoe gedetailleerd zijn getuigenverklaring was geweest en dat hij ervan werd verdacht een spion te zijn die voor de veiligheidsdienst werkte.

Tilgener schrok ervan. Dat is in krasse tegenspraak met wat hij mij zelf verteld heeft. Volgens Ilse vroegen ze zich in Berlijn af hoe het kon dat de auto waarin Inge Viett, Wolfgang Knupe, Harald Sommerfeld en Ulrich Schmücker zaten op die parkeerplaats in Neuenahr die zevende mei 1972, in de vroege ochtend werd doorzocht. De parkeerplaats was afgelegen en vanaf de weg nauwelijks zichtbaar. Iemand moest de politie hebben getipt. Alleen Schmücker kwam daarvoor in aanmerking. Hij was de enige die tussendoor was uitgestapt, naar eigen zeggen om zijn ouders te bezoeken. Bovendien had hij gezegd dat ze bij een woongroep konden overnachten. Maar toen ze daar aankwamen was er niemand, hoewel Schmücker had gezegd dat hij het van tevoren had afgesproken. De enige verklaring voor deze raadsels was dat Schmücker van het begin af aan voor de veiligheidsdienst had gewerkt. Het was ook vreemd dat het Schmücker, die een hoge dunk van zichzelf had en heel handig was, nooit was gelukt om een functionerende bom te maken. Dat wees er overduidelijk op dat Schmücker niet wilde dat de bom zou afgaan.

Tilgener wuifde haar argumenten weg: Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Misschien heeft hij die bommen alleen maar gemaakt om zijn kameraden te imponeren, was hij er eigenlijk tegen en heeft hij daarom fouten gemaakt.

Maar Ilse wilde er niets van weten. Ze was ervan overtuigd dat Schmücker van het begin af aan een agent van de veiligheidsdienst was geweest, met de opdracht om de linkse beweging op te rollen.

Tilgener geloofde er niets van: Dat is me veel te vergezocht.

Dan ben je naïef. Ik begrijp niet dat iemand met jouw intelligentie voor zo iemand als Schmücker valt. Je had toch kunnen weten wat voor iemand dat is?

Maar zelf heb je je ook positief over hem uitgelaten in je brief.

Dat was om je te testen.

In de Schillerstraße nam Ilse een bad, daarna sliepen ze met elkaar in de achterkamer. Tilgener hoopte de draad van hun verhouding, die door zijn arrestatie en Ilses huwelijk was onderbroken, weer op te kunnen pakken. Hij besloot een paar dagen in Wolfsburg te blijven. Het voelde alsof ze hem nodig hadden, of hij weer eens de redder in de nood kon spelen.

De groep verkeerde inderdaad in grote moeilijkheden. Geld om de huur en de gas- en lichtrekening te betalen was er niet. Niemand had werk of een regelmatig inkomen. Ilse had hem weliswaar gezegd dat ze werk zocht, maar dat geloofde Tilgener niet. Af en toe sprongen kameraden uit Hamburg, Berlijn of Hannover bij met wat geld. De groepsleden vonden allemaal dat het zo niet langer kon.

Tilgener verklaarde later: Er werd overlegd of ze misschien een overval konden plegen in Berlijn, om de financiële nood van de groep te lenigen. Een bankoverval leek te moeilijk. We dachten eerder aan de beroving van een geldloper of zo. Ilse dacht dat ze in Berlijn aan de benodigde wapens kon komen. Van die plannen kwam niets terecht.

==

Even voor Pasen arriveerde een ander groepslid die door iedereen Söre werd genoemd. Hij was in Hamburg geweest en had er een flater geslagen. Tegenover kameraden die hij niet kende, schreef Tilgener, had hij opgeschept over een of andere actie die in Wolfsburg gepland werd. De groep wilde weer iets in de fik steken. De kameraden uit Hamburg richtten zich tot Ilse met de vraag: “Zeg eens, met wie werk jij eigenlijk samen? Zodra je niet in de buurt bent, slaan ze door.”

Er werd een groepsdiscussie gehouden over Söres stommiteit. Tilgener deed er in het begin niet aan mee. Pas toen de anderen hem zeer scherpe verwijten maakten, greep hij in en verdedigde hij Söre. Hij wilde zijn autoriteit laten gelden. Als Söre zon stomme fout maakt, ligt dat ook aan de groep en niet alleen aan Söre. Hij keek Ilse aan en vervolgde: Als jij hier autoriteit bezit, had je Söre duidelijke regels moeten stellen. Of je laat je autoriteit varen, maar dan moet je Söre ook niet zo scherp aanvallen.

Tilgener herinnerde zich later: Het was vreselijk. Söre zat tegenover ons. Die vent uit de Zeughofstraße met wie ik gekomen was sliep al. Aanwezig waren Farim, die niets zei, Wölli, die wel wat zei, Ilse en ik. Annette sliep ook al, het was laat in de nacht. Söre zat tegenover ons alsof wij van de rechtbank waren. Het was afschuwelijk, ik walgde ervan en greep in. Söre was me overduidelijk zeer dankbaar. De anderen gingen slapen, ik bleef bij Söre om na te praten over wat er gebeurd was. Hij was verbaasd dat ik Ilse bekritiseerd had, dat gebeurde nooit. De mensen met wie Ilse samenleefde waren allemaal scholieren, veel jonger dan zij.

Een paar dagen later kwam het gesprek weer op Ulrich Schmücker. Iemand in de groep stelde voor om eindelijk definitief vast te stellen of Schmücker nou voor de veiligheidsdienst werkte of niet. Misschien is hij een passieve verklikker, die als lokvogel wordt gebruikt en agenten van de veiligheidsdienst achter zich aan heeft.’ Om vast te stellen of Schmücker werd geobserveerd konden ze een contra-observatie uitvoeren.

Het plan werd met algemene stemmen aanvaard. Tilgener stelde voor het plan meteen op Goede Vrijdag uit te voeren. Die dag had hij sowieso al een afspraak met Schmücker. Ze hadden om acht uur in een café in Kreuzberg afgesproken om verder te praten over het verkrijgen van valse papieren.

Tilgener pakte een vel papier en tekende er een stratenplan op. Hij zette een kruis bij de kroeg op de hoek van de Albert- en de Waldemarstraße. Het is een groengeschilderd café in een souterrain. Er hangt een bord waar pilsator op staat. Daar heb ik met Schmücker afgesproken.’

Na wat heen en weer gepraat werd een procedure overeengekomen die Tilgener in grote lijnen op zijn vel papier vastlegde. Na zijn ontmoeting met Schmücker in het keldercafé zou Tilgener via een omweg met Schmücker naar café Tarantel in Kreuzberg gaan. Annette en Wölli zouden Schmücker en Tilgener op het afgesproken tijdstip onopvallend naar de Tarantel volgen, om te kijken of Schmücker door iemand werd geschaduwd. Farim kreeg de opdracht om de Köpenicker Straße ter hoogte van de Tarantel in de gaten te houden en zou vóór Schmücker en Tilgener het café binnengaan. Ilse Jandt zou daarna het café betreden. Omdat zij de enige was die Schmücker persoonlijk kende, gaf Billy een nauwkeurige persoonsbeschrijving aan de anderen.

==

Terwijl de Wolfsburger groep aan het plan van de contra-observatie werkte, spitste het conflict tussen Ulrich Schmücker en de woongroep Zeughofstraße zich toe. Zijn medebewoners hadden nadere details vernomen over zijn getuigenverklaring. Na zijn gesprekken met de agent Rühl zou een hele rij mensen zijn gearresteerd. Met zo iemand, redeneerden zij, konden ze niet langer onder één dak wonen. Daarbij kwam dat Schmücker nauwelijks nog iets uitvoerde en voornamelijk op de zak van de groep teerde.

Na een hevige ruzie kreeg Schmücker twee dagen de tijd om zijn spullen te pakken. Vertwijfeld zocht hij zijn bezittingen bijeen. De groep, die zijn enige houvast was, zette hem op straat. Ook de hoop dat het weer goed zou komen met Usch was vervlogen.

Een bewoner van de Zeughofstraße had medelijden met Schmücker en hielp hem met verhuizen. In de Lahnstraße in Berlijn-Neukölln had Schmücker een kleine etage gehuurd, die eigenlijk voor zijn Arabische vriend Mohammed Osman was bedoeld. Hij had het huis ontdekt tijdens een van de klussen die hij met de bewoners van de Zeughofstraße deed. Bedroefd begon hij met het inrichten van de woning. Hij probeerde zijn gedachten op een rijtje te krijgen, zette zich aan zijn bureau en schreef een paar brieven aan zijn ouders en aan vrienden, die hem in de Zeughofstraße wilden komen bezoeken.

==

Lieve Gabi, lieve..........!

==

Ik heb helaas slecht nieuws voor jullie. Het geplande bezoek kan helaas niet doorgaan.

Er is een zware crisis in onze groep geweest, waarvoor ik – vanwege mijn onverwerkte verleden – verantwoordelijk ben gesteld. Ik ben er min of meer uitgegooid. Het heeft weinig zin om op details in te gaan. Het is zinloos om jullie de achtergronden op papier uit te leggen. Ik sta er in elk geval weer alleen voor, en ben alles kwijt. Concrete politieke initiatieven, de groep, Usch en het kind... weg!

Jullie weten hoe ik mij verheugde op jullie komst, de mooie dingen die ik samen met jullie wilde doen, maar onder de huidige omstandigheden zie ik niet hoe ik jullie moet huisvesten. Ik weet nog niet eens waar ik zelf de komende tijd zal doorbrengen en wat ik op langere termijn moet gaan doen. Ik zie in Duitsland (Europa) geen aanknopingspunten voor Ulrich Schmücker, die door zijn mysterieuze getuigenverklaring in de bak onherroepelijk gebrandmerkt is. Of er in een ander deel van de wereld nog mogelijkheden voor hem zijn, waag ik te betwijfelen, maar ik zal het proberen, omdat ik nu eenmaal niet het type ben om bij de pakken neer te zitten of naar de strop te grijpen.

Jullie zien, ik hang aan een zijden draadje en zou ook vast geen aangenaam gezelschap zijn.

Als jullie toch nog willen komen en dat op de een of andere manier kunnen regelen, zou ik ondanks alles blij en dankbaar zijn. Arno en Ulli zijn tot 8 april in Ahrweiler, komen dan pas naar Berlijn terug en hebben een groot huis. Daar kunnen jullie vast wel op luchtbedden slapen. Dat lukt vast. Bel ze op en stel het voor.

Jullie kunnen ze ook van deze brief vertellen. Ik hoop dat het lukt. Zo niet, dan hoop ik dat deze brief op tijd aankomt, zodat jullie je plannen nog kunnen wijzigen.

Overigens, wat ik tegen jullie heb gezegd over de mogelijkheid om een revolutionaire groep te ontwikkelen is en blijft geldig, zolang er maar geen Schmücker bij is. Laat je niet afschrikken door mijn pech!

Mijn verwarde schrijfstijl correspondeert met de verwarring in mijn hoofd.

Ik laat snel weer iets horen! Tot dan!

==

Ergens begin april kreeg Ulrich Schmücker bezoek van een voormalige medebewoner van de Zeughofstraße, Peter B. Bij zijn vertrek had Schmücker een briefje met zijn nieuwe adres achtergelaten. Peter B. verklaarde later tegenover de politie: De reden voor mijn bezoek was, dat ik onze uitzetting wilde toelichten. Ik vond achteraf dat we nogal hard waren geweest. Het gesprek had geen succes. Ik drong niet tot hem door. Hij maakte een verbitterde indruk. Ik had niet het idee dat hij ergens bang was voor was. Volgens mij kwam de gedachte dat hij misschien ter verantwoording zou worden geroepen, niet bij hem op. Hij maakte een weinig reële indruk, nogal naïef. Na dat gesprek heb ik hem verder bewust gemeden.

==

In Wolfsburg werden ondertussen voorbereidingen getroffen voor de reis naar Berlijn. De dinsdag voor Pasen, 9 april 1974, nam een voorhoede de trein naar Berlijn. Dat waren Wolfgang S. (Farim genoemd), Ilses dochter Ines en Johannes H., die samen met Tilgener naar Wolfsburg was gekomen. Ilse en Tilgener vertrokken een dag later liftend. Wolfgang W. en Annette von W. bleven nog een dag langer omdat er op woensdag bezoek werd verwacht. Een zekere Harry uit Zwitserland wilde Ilse Jandt ontmoeten. Tilgener had nog nooit van hem gehoord. Toen hij ernaar vroeg reageerde de groep heel geheimzinnig. Pas later hoorde hij dat Harry eigenlijk Jürgen Bodeux heette.

==

Bodeux verscheen volgens afspraak op woensdag om tien uur met een vriendin in de Bäckergasse. Wolfgang W. en Annette von W. ontvingen hem. Ze vertelden hem dat Ilse voor een belangrijke afspraak naar Berlijn moest. Bodeux stelde voor om achter haar aan te rijden om haar daar te ontmoeten. Ze stemden toe en reisden de volgende dag samen naar Berlijn. Bodeux gaf ze een adres waar ze hem konden bereiken.

==

16 Jürgen Bodeux

Jürgen Bodeux werd op 28 juli 1953 geboren in Wanne-Eickel. Zijn vader was jurist bij een verzekeringsmaatschappij. Zijn moeder verliet het gezin toen Jürgen vier jaar was. In 1960 werd de scheiding uitgesproken. De vijf jaren erna werd er gestreden om de voogdij over Jürgen en zijn jongere zusje. In 1965 werd de zoon aan de vader toegewezen en de dochter aan de moeder. In 1968 trouwde de vader opnieuw.

Na Pasen 1960 mocht Jürgen naar school. De eerste jaren verliepen gewoon. In 1964 verhuisde de vader naar een rijtjeshuis in Porz, waar zijn moeder het huishouden bestierde en de kinderen opvoedde. Toen ze in 1965 overleed kwam Jürgen op een katholiek internaat terecht. Vanwege zijn goede resultaten deed de schoolleiding het voorstel om Jürgen naar het atheneum te sturen.

In 1967 ging hij naar het atheneum in Schleiden, waar hij eerst in een internaat woonde, later bij familie. In een korte tijd verslechterden zijn leerprestaties aanzienlijk. Hij ging twee keer niet over. In 1970 verliet hij de school zonder diploma. Na vijf jaar afwezigheid keerde hij terug naar het huis van zijn vader.

Het lukte hem nog via avondstudie zijn havodiploma te halen, maar zijn opleiding bij een accountantskantoor maakte hij niet af. Volgens zijn stagebegeleider was hij er intelligent genoeg voor, maar had hij niet genoeg belangstelling voor het vak. Hij werkte traag, zijn werk zat vol slordigheden en hij verzuimde de lessen.

==

Een sociaal werker schetste Bodeux later in de gevangenis zijn situatie. Hij hing erg aan zijn moeder en daarom had het hem diep geraakt dat hij zijn moeder door de scheiding was kwijtgeraakt. Hij had een goede verstandhouding met zijn grootmoeder, tot die plotseling overleed in 1965. Bovenop die klap kwamen de jaren waarin hij helemaal van zijn ouderlijk huis was afgesneden omdat hij naar een internaat moest. Toen hij terugkwam in zijn ouderlijk huis trof hij daar weliswaar een goedwillende stiefmoeder, maar zijn vader was er nauwelijks. Over belangrijke zaken als zijn beroepskeuze werd helemaal niet gesproken. Zijn vader had zonder overleg zijn carrière bepaald en verwachtte bovendien nog dat hij hem dankbaar was dat hij, met alleen een havodiploma, toch die accountantsopleiding had mogen doen. Dat wilde hij helemaal niet, maar hij kon zelf niet bedenken wat hij dan had moeten doen. De opleiding was hem opgedragen, er was over hem beschikt.

Tijdens de opleiding was hij opgescheept met archiefwerk en als boodschappenjongen gebruikt. Aan de eigenlijke bezigheden van een accountant was hij helemaal niet toegekomen. Daarom had hij er met zoveel tegenzin gewerkt.

Begin 1970 kwam Jürgen Bodeux in de drugsscene terecht. Al in zijn internaatstijd had hij hasj geprobeerd, maar toen was hij er ziek van geworden. Na zijn schooltijd kwam hij via vrienden uit de buurt in contact met drugsgebruikers. Hij nam alles wat hij kon krijgen. Hij rookte twee joints per dag, slikte vloeitjes met lsd, gebruikte pillen en zelfs af en toe heroïne. Hij sloot zich af.

Zijn enige vriend in die tijd was de zoon van de buren. Contact met andere leeftijdgenoten had hij niet. Zijn vader en stiefmoeder hadden geen tijd voor hem. Als ze s avonds thuiskwamen gingen ze voor de televisie zitten. Gesproken werd er nauwelijks. Het ergste waren volgens Bodeux de zondagen. Niemand had aandacht voor hem. Meestal ging hij naar de zoon van de buren, die in dezelfde situatie verkeerde. De drugs hielpen hem de eenzaamheid te verdragen.

==

In de loop van 1972 begon Jürgen Bodeux zich te interesseren voor de linkse scene. Hij liep twee keer van huis weg en dook onder bij vrienden in Düsseldorf. Begin 1972 sloot hij zich aan bij de jeugdafdeling van de dkp, de sdaj, de Socialistische Duitse Arbeiders Jeugd in Porz. Tijdens een verkiezing voor de Bondsdag in dat jaar stak hij rotjes af op een politieke bijeenkomst. Hij werd door de politie gearresteerd en na een paar uur weer vrijgelaten.

In dezelfde tijd leerde hij op de handelsschool een lid van de Republikeinse Club (rc) uit Keulen kennen. Bodeux was enthousiast en wilde meedoen. Zijn dadendrang maakte indruk. Geïnspireerd door de discussies bij de Republikeinse Club richtte hij in Porz in zijn eentje een afdeling van de Zwarte Hulp op, die zich bezig zou houden met het lot van politieke gevangenen. Hij gaf ook een krant uit met de naam Zwarte Hulp Porz, die snel weer ter ziele ging. Via zijn nieuwe groepering, die waarschijnlijk uit niet meer leden dan hijzelf bestond, nam hij contact op met gevangen leden van de militante scene. Namen en adressen haalde hij uit de krant. Hij schreef brieven aan het raf-lid Ingrid Goergens en aan Ilse Jandt. Op de een of andere manier moest de revolutionaire theorie door de praktijk worden gevolgd.

Op een saaie dag in 1972 brak een groepje jongeren een bouwkeet in Porz open. Jürgen Bodeux was erbij. Ze klommen door het raam naar binnen en braken een paar kisten open. Bodeux drukte een paar stempels achterover. Ten afscheid spoot hij met een spuitbus op de muur: weg met de smerissen en baader vrij! Een buurman had het hele tafereel gezien en belde de politie. Die doorzochten Bodeux kamer bij zijn ouders en vonden de stempels. Een ander lid van het groepje werd veroordeeld tot zeshonderd mark boete, Jürgen Bodeux kwam er zonder veroordeling vanaf. Bij de Porzer politie zijn later geen gegevens over de inbraak in de bouwkeet meer teruggevonden.

In de loop van 1972 werden de contacten tussen de Republikeinse Club in Keulen en Jürgen Bodeux hechter. Steeds vaker bezocht hij het Heinzelhaus aan de Moltestraße 27. Daar kwamen de leden van de Rode Hulp Keulen samen met die van het Zwarte Kruis en het Anarchosyndicaat. Een bonte verzameling van allerhande politieke groeperingen. Tijdens de grote staking bij Ford in Keulen kwamen daar ook de leden van verschillende organiserende comités over de vloer.

Bodeux viel meer en meer op door zijn militante opvattingen. Een schoolvriend vertelde hij dat legale strijd niets meer uithaalde. Je moest onderduiken en gewapende strijd voeren. In het Heinzelhuis hoefde je daar niet mee aan te komen. Daar was men meer gericht op de theorie en op maatschappelijke acties. Kranten en pamfletten werden er overwegend gedrukt door Norbert Hofman en Katherina May, in de drukkerij van hun ouders. Bodeux legde met beiden contact. Zij brachten hem op hun beurt in aanraking met het Socialistische Patiënten Initiatief Keulen en met een gezocht lid van de stadsguerrilla. Het ging om Lothar Gend. Bodeux interesse in het ondergrondse, gewapende verzet groeide.

In de herfst van 1973 meldde hij zich bij de Rode Hulp Bonn. Regelmatig dook hij op in buurtcentrum in de Breitenstraße. Hij deed er zich voor als samenzweerder en pochte over zijn contacten met de ondergrondse beweging. Als er iets te organiseren viel, bood hij zich aan als coördinator.

Halverwege december werd het buurtcentrum opgeheven. De Rode Hulp splitste zich in twee facties, al lag het meer aan persoonlijke conflicten dan aan verschillende politieke inzichten. Bodeux laveerde tussen beide groepen, waarvan de ene zich schaarde om Gaby W. de andere om Robert Jarowoy. Vlak voor kerst 1973 nam Jürgen Bodeux deel aan het Internationale Rode Hulp Congres. In januari 1974 was hij weer in Bonn en zocht hij Gaby W. op in de woongroep in de Gabelsberger Straße.

Eind januari/begin februari ging hij met een paar schoolvrienden uit Porz naar het Keulse station Südbahnhof om kentekenplaten van autos te stelen. Een van de vrienden zei later: Hij heeft vaker geprobeerd om me mee te krijgen. Die ene keer ben ik mee geweest.

In maart stopte Bodeux met zijn accountantsopleiding en verliet hij het ouderlijk huis. Hij vond onderdak bij Gaby W. in de Gabelsberger Straße.

Op 18 maart werd Robert Jarowoy gearresteerd in de auto van een zekere Norbert Behnke. Behnke had voor tien jaar bij het leger getekend en maakte daar carrière. Hij genoot een hoog aanzien in linkse kringen om zijn betrouwbaarheid. De avond na Jarowoys arrestatie kwam hij langs in de Gabelsberger Straße, naar hij zei om de kameraden te waarschuwen. De aanwezigen regeerden wantrouwend, ze dachten dat hij Jarowoy had verlinkt. Maar omdat er geen bewijzen tegen hem waren, liet men de zaak voorlopig rusten. Alleen voor Jürgen Bodeux was de zaak glashelder. Volgens getuigenverklaringen in de latere Schmücker-processen zou Bodeux toen het voorstel hebben gedaan Norbert Behnke als verrader terecht te stellen’.

De leden van de woongemeenschap Gabelsberger Straße vertrouwden hem evenmin. Bodeux had een grote mond, maar als er gewerkt moest worden, drukte hij zijn snor. Begin april 1974 werd hij op straat gezet. Hij nam de kassa van de Rode Hulp mee.

Jurgen Bodeux richtte zich weer op zijn schriftelijke contacten met gevangen kameraden. Hij schreef een brief aan Ilse Jandt die in de penitentiaire inrichting Vechta zat.

Kennissen uit de tijd in Bonn en Keulen herinnerden zich Bodeux later als iemand die meer opviel door zijn verbale retoriek dan door concrete ideeën, als iemand die niet bepaald uitblonk door politieke kennis.

Die inschatting werd later bevestigd door een sociaal werker. Ik had niet de indruk dat hij werd gemotiveerd door politieke overtuigingen. Toen ik hem vroeg waarom hij een anarchistische ideologie aanhing, moest hij het antwoord schuldig blijven.

17 Een observatie wordt geobserveerd

Ondertussen had Götz Tilgener bij Schmückers advocaat Harald Loch de hand weten te leggen op het verslag van de gesprekken met de medewerker van de veiligheidsdienst Rühl. Het bestond uit twee aan elkaar geniete, elk weer uit meerdere delen bestaande documenten. De advocaat had ze in een grote envelop gestopt en legde de overdracht van het document aan Tilgener schriftelijk vast.

Tilgener nam het document mee naar de Bundesplatz waar hij met Ilse in de Wienerwald had afgesproken. Daarvandaan gingen ze – volgens een latere verklaring van Tilgener – naar Thorwald Proll, de broer van Astrid Proll, die samen met Andreas Baader en Gudrun Ensslin in 1968 brand had gesticht in een aantal Frankfurtse warenhuizen. Via haar hoopte Ilse in direct contact te komen met Inge Viett. Proll schudde het hoofd. Hoe kwam ze erbij? Hij had geen contact met de mensen die werden gezocht en had ook geen idee wie dat wel had.

Ze namen afscheid van Proll en gingen naar Tilgeners huis in de Cuvrystraße. Zijn echtgenote Annelis was op reis, dus hadden ze het rijk alleen. Ze maakten de envelop open en lazen Schmückers verslag. Tilgener was geschokt: Wij hebben het verslag gelezen en ik moet zeggen dat het mij pijnlijk trof wat erin stond, wie hij allemaal had belasterd en op welke manier.

Vervolgens gingen ze naar de Tarantel. Terwijl Tilgener wachtte, bezocht Ilse Waltraud S... Tilgeners vriendschap met haar was bekoeld door zijn vriendschap met Schmücker. Na een uur kwam Ilse terug.

De barkeeper van de Tarantel bracht ze in het gele vw-busje van het café terug naar de Cuvrystraße. Het was Volker von Weingraber, voluit Volker von Weingraber Edler zu Grodeck – en hij werkte als informant voor de veiligheidsdienst. Iemand van zeer goede komaf, professorenzoon, die in de wilde jaren zestig op de een of andere manier van het rechte pad gedwaald was. Later, toen zijn rol in de moord op Ulrich Schmücker de betrokkenen bij de veiligheidsdienst het zweet over de rug deed lopen, karakteriseerde de chef van de Berlijnse Veiligheidsdienst Zachmann de edelman zo: Toen wij de agent in november 1972 wierven, werkte hij als pooier. Hij had nog geen strafbare feiten begaan, of beter gezegd, die waren nog niet aangetoond, maar hij leefde ontegenzeggelijk in een crimineel milieu. Hij stond niet bepaald bekend om zijn preutsheid. Hij genoot alom respect, zelfs onder de terroristen.

De Wolfsburger groep was zelfs een beetje bang voor hem, maar ze voelden zich tevens veilig en geborgen als hij in de buurt was. Voor hen was hij een vakman!, verklaarde de directeur van de veiligheidsdienst in een geheime toespraak tot de afdelingshoofden op 31 januari 1975 in Berlijn. Weingraber was van goedburgerlijke afkomst. Op school ging het mis, een gewoon beroep heeft hij nooit uitgeoefend. De politieke opvattingen van de terroristen waren hem vreemd. Dat was de basis voor zijn carrière als agent van de Berlijnse veiligheidsdienst.

Weingraber meldde zich bij de politie nadat terroristen hem hadden gevraagd of hij ze aan wapens kon helpen. De politie nam daarop contact op met de veiligheidsdienst. Toen hebben we hem langzaam maar zeker met veel geduld opgebouwd en in het terroristische milieu geplaatst, meldde Zachmann trots aan de collegas in de andere deelstaten. Hij had er plezier in. Waarschijnlijk was het zucht naar avontuur. Bovendien waren er aanwijzingen dat hij er een manier in zag om zich tegenover zichzelf te rehabiliteren. In het algemeen volgde Volker von Weingraber, die het alias Wien kreeg, aanwijzingen van de informantenrunner Grünhagen. Hij vond ons alleen veel te bang en kon geen enkel begrip opbrengen voor welke democratische beperking dan ook.

In april 1974 doet informant Wien bij de veiligheidsdienst verslag van zijn contacten met de groep uit Wolfsburg. In de Tarantel heeft hij via Götz Tilgener een vrouw en haar entourage leren kennen. Ze konden het meteen goed met elkaar vinden. Daarom lag het voor de hand dat hij de gelijkgezinden onderdak aanbood tijdens hun regelmatige bezoeken aan Berlijn. Weingrabers verbindingsman Grünhagen schreef in zijn verslag: Hierbij moet worden aangemerkt dat de seksuele aantrekkingskracht van B. [Jandt] – zoals later zou blijken – de groep bijeenhield.

De niets vermoedende Ilse Jandt had de informant Wien verteld over haar groep, die zich voorbereidde op de revolutionaire strijd. Al snel liet ze blijken geïnteresseerd te zijn in het verkrijgen van wapens, valse papieren en dergelijke. Dit kwam overeen met de verklaringen van Tilgener, die bij ons als opschepper te boek stond. Hij zei dat de groep B. [Jandt] een wanhoopsdaad voorbereidde, aan wapens probeerde te komen en aan geld, dat ze een bankoverval planden.

Bij het Berlijnse hoofdbureau begonnen alle bellen te rinkelen. Informant Wien kreeg de opdracht de banden met de Wolfsburgers aan te halen. Hij won het vertrouwen van groepsmoeder Ilse Jandt, die via omwegen het gesprek op Ulrich Schmücker bracht. Ze vertelde hem dat ze een verklaring van Schmücker over de totstandkoming van zijn getuigenverklaring in handen had gekregen, maar dat ze de verklaring als een provocatie beschouwde. Kennelijk probeerde men er via het document achter te komen wat er klopte van Schmückers beweringen. Zo raakte het hoofdbureau voor de binnenlandse veiligheid via hun informant Volker von Weingraber en de kletsmajoor Götz Tilgener op de hoogte van de donkere wolken die zich boven Schmückers hoofd samenpakten.

Kort voordat de informant Wien, Ilse Jandt en Götz Tilgener bij zijn huis in de Cuvrystraße aankwamen, fluisterde Ilse Billy in zijn oor dat er bezoek bij hem was. Ze stapte alleen uit en Tilgener reed met Weingraber door naar café Samira in de Oranienstraße. Tijdens het avondeten vertelde Tilgener over de geplande contra-observatie en vroeg hij om Weingrabers hulp. Ter verduidelijking vertelde hij erbij dat hij de getuigenverhoren van Schmücker had gelezen en dat de inhoud daarvan in schrille tegenspraak was met wat Schmücker daar eerder zelf over verteld had. Toen vroeg hij Weingraber of die hem terug naar zijn huis wilde rijden.

Het is beter dat je niet mee naar binnen gaat, zei hij geheimzinnig, er vindt bij mij op het moment een geheime bijeenkomst plaats.

Tijdens zijn verhoor verklaarde Tilgener later: Ik kwam binnen mevrouw S. tegen. De begroeting verliep uiterst ijzig. Mevrouw S. en Ilse Jandt bleven in de keuken. Ik ben in de woonkamer gaan zitten werken. Over de gesprekken tussen Ilse Jandt en mevrouw S. kan ik verder niets zeggen. Ik werd er bewust buiten gehouden.

De volgende ochtend ging Tilgener naar de Zeughofstraße. Daar overhandigde hij Farim, die daar was blijven slapen, een exemplaar uit de rodeboekjesreeks met de titel Hoe je je staande houdt tegenover politie en justitie. Een hoofdstuk was gewijd aan de manier waarop de tsaristische geheime politie, de Ochrana, observaties en contra-observaties uitvoerde. Het leek Tilgener belangrijk ter voorbereiding op de geplande actie.

Rond het middaguur trof hij Ilse Jandt met haar dochter Ines op een speelplaats aan de Köpenicker Straße. Het was Goede Vrijdag, 12 april 1974, de dag waarop Schmücker zou worden geobserveerd.

==

Precies om 20.00 betrad Tilgener het café in de kelder aan de Adalbertstraße. Schmücker was er al. Annette en Wölli zaten onopvallend aan het tafeltje ernaast. Na een korte begroeting verlieten Tilgener en Schmücker de zaak. Annette en Wölli volgden op korte afstand. Met een kleine omweg nam Tilgener Schmücker mee naar de Tarantel.

Daar, zei hij tegen Schmücker, heb ik afgesproken met iemand die jij ook kent.

Schmücker was opgewonden. Is het Inge Viett?

Nee, die niet.

Zwijgend liepen ze door de donkere straten van Kreuzberg. Plotseling zei Tilgener. Ik heb trouwens je verklaring gelezen. Eerlijk gezegd ben ik nogal geschrokken. Je hebt een heel ander verhaal verteld dan in die papieren staat.

Schmücker gaf geen antwoord.

Waarom heb je me dat verslag pas zo laat gegeven? Ik weet echt niet of ik je nu nog wel kan helpen. Iets toeschietelijker vervolgde hij: We moeten in elk geval een hele andere strategie bedenken.

Ze kwamen bij de Tarantel. Toen ze de deur openden zag Schmücker Ilse Jandt. Hij was verrast en wist niet of hij blij moest zijn of juist niet. Besluiteloos bleef hij bij de deur staan. Ilse stond op van haar stoel, viel Schmücker om de hals en begroette hem uitbundig. Ze gingen met zn drieën aan een tafel zitten. Tilgener wenkte Volker von Weingraber en bestelde wodka.

Ze hadden afgesproken dat hun glazen met water gevuld zouden worden. Na een tijdje deed Tilgener of hij dronken werd. Toen Weingraber muziek opzette, kwam hij wankelend overeind, strompelde naar Annette en vroeg haar ten dans. Zachtjes vroeg hij of ze tijdens de observatie iets verdachts hadden opgemerkt. Annette schudde haar hoofd. Om haar zonder op te vallen kwijt te raken, probeerde hij Annette te kussen. Ze gaf hem zogenaamd een oorvijg. Tilgener draaide zich om. Stomme trut, mompelde hij en liet haar staan. Annette ging terug naar haar tafeltje, waar Wölli haar demonstratief troostte.

De voorstelling in de Tarantel duurde zon twee uur. Ilse Jandt zei tegen Schmücker dat ze hem weliswaar niet vertrouwden, maar dat ze hem nog een kans wilden geven. Hij kreeg de mogelijkheid zich te bewijzen in een afdeling van de ira. Hoe onwaarschijnlijk en vergezocht het aanbod ook mag hebben geklonken – Schmücker leek het te geloven. Maar eerst moest hij, als eerste onderdeel van de test een vragenformulier invullen over zijn getuigenverklaring en zijn contacten met de agent van de veiligheidsdienst Rühl. Schmücker stemde toe. Kort voor middernacht vertrok hij, om de laatste U-Bahn te halen. Tilgener en Ilse gingen naar de Cuvrystraße om daar samen de nacht door te brengen.

De volgende ochtend, paaszaterdag, ging Ilse bij Volker von Weingraber langs om een draagbare elektrische schrijfmachine op te halen. Tilgener had die eigenlijk vrijdag al mee willen nemen. De schrijfmachine was naar de Tarantel meegenomen om Schmückers verklaringen meteen vast te kunnen leggen. Ilse Jandt kwam thuis met de schrijfmachine, maar was het snoer vergeten. Volker von Weingraber bracht het s middags langs.

De veiligheidsdienst verliet zich intussen niet alleen op zijn bron Wien. Kennelijk werd hij niet volledig vertrouwd en was men bang dat hij eigenmachtig zou handelen. Wilde de informant op eigen houtje de grote slag slaan waar hij altijd al van droomde? vatte afdelingshoofd Zachmann de overwegingen van de veiligheidsdienst voor zijn collegas samen.

De enige overgebleven mogelijkheid was een observatie. Een commando van de veiligheidsdienst observeerde Ilse Jandt en haar groep uit Wolfsburg zo goed en zo kwaad als het ging gedurende hun verblijf in Berlijn. Hierbij werd een ontmoeting tussen B. [Jandt] en Schmücker in het eerder vermeldde lokaal geobserveerd.

De observatie van de twee agenten van de veiligheidsdienst, die werden aangeduid met de afkortingen Po. en La., duurde van 20.30 uur tot 23.05 uur. De gluurders noteerden: Het lokaal is een oud café dat dringend aan restauratie toe is. Het meet ongeveer 40 m2. Het meubilair bestaat uit oude houten tafels, stoelen en versleten tapijten. Aan de muur hing een groot schilderij naar een foto van Ulrike Meinhof waarop ze rokend naast haar raf-kameraad Irene Goergens staat afgebeeld.

Er zaten maar een paar mensen in de Tarantel. Drie jongens en twee meisjes zaten bij het raam. Informant Wien bediende de gasten. Op het podium speelde een rockband. Langzaam liep de zaak vol. De observerende agenten noteerden: Alternatievelingen die elkaar kenden en door Wien werden getutoyeerd.

Om 21.17 uur betrad Schmücker het café. Goed herkenbaar van de foto, schreven de agenten. Hij bleef een paar minuten alleen aan de bar staan en ging toen bij twee jongens aan een tafeltje vlak bij de ingang zitten. Zes minuten later kwam Tilgener binnen. Hij had een grote grijze plastic zak bij zich. Wat erin zat konden de spionnen niet zien. Hij ging naar de bar en zette de tas recht voor de doorgang. Opgewonden praatte hij met de barkeeper en Volker von Weingraber. Het gesprek ging kennelijk over politiek. De agenten vingen een paar woorden op: Het is toch klote als je zo verrast wordt. En: Allemaal kapitalisten!

Schmücker ging twee keer naar het toilet, de tweede keer liep Weingraber achter hem aan. Beide keren dat hij van het toilet kwam, keek hij eerst naar de bar voor hij weer aan het tafeltje bij de ingang plaats nam. Om 21.45 uur pakte Tilgener zijn plastic tas en ging ermee aan een tafeltje bij het raam zitten. Hij kletste wat met andere gasten en negeerde Schmücker. Vijf minuten later verliet hij de Tarantel. Hij zwaaide met de plastic tas naar Schmücker. Het viel de agenten op dat de inhoud van de tas niet meer zo netjes en geordend was als eerst. Het was ze ontgaan dat Schmücker in de gaten gehouden werd. Dat hoorde Grünhagen pas de volgende dag van zijn betrouwbare informant Wien, die hem kende als Steinekker. Weingraber deed verslag: De ontmoeting van Schmücker, Ilse Jandt en Tilgener werd door drie andere personen geobserveerd. Later werd vastgesteld dat het ging om de leden van de Wolfsburger commune: Wolfgang S., Wolfgang W. en Annette von W. De veiligheidsdienst kon zelfs in het verslag opnemen waarover Ilse Jandt met Schmücker had gesproken: De informant hoorde van B. [Jandt] dat Schmücker in het gesprek opnieuw benadrukte dat hij te goeder trouw was en weer actief mee wilde werken.

==

Weingraber slaagde er zelfs in een kopie te ritselen van de getuigenverklaring van Schmücker, waarin hij verslag deed van zijn gesprekken met de veiligheidsbeambte Rühl en gaf het aan zijn contactpersoon. De inhoud van de verklaring, plus het feit dat het document kennelijk in linkse kringen circuleerde, bracht de veiligheidsdienst in rep en roer. Grünhagen werd onmiddellijk op het matje geroepen.

Vijf dagen later overhandigde hij zijn meerderen een twintig paginas tellend rapport, waarin hij Schmückers voorstelling van zaken probeerde te weerleggen. Grünhagen wist al vanaf 14 februari 1973 via een vertrouwelijke mededeling van een andere gevangene van het bestaan van Schmückers eigen verklaring, eind december 1972 in gevangenschap opgesteld en op 1 mei 1973, aan zijn moeder gedicteerd. Maar al eerder bestonden er aanwijzingen dat Schmücker omgeturnd was, zoals Grünhagen het noemde.

Punt voor punt behandelde Grünhagen Schmückers verklaring, maar op een paar kleine details na kon hij nauwelijks iets aanwijzen wat niet klopte. Vervolgens behandelde hij de hoofdzaak, de bewering van Schmücker dat de dienstdoende beambte hem wilde werven als informant. Grünhagen beweerde het tegenovergestelde: ‘Aan het eind van het tweede gesprek op 10 juli 1972 vroeg Schmücker mij of het niet mogelijk was “om voor mij te werken”. Ik ben daar in eerste instantie niet op ingegaan. Schmücker had namelijk herhaaldelijk gezegd dat er voor hem maar twee mogelijkheden waren: Eén, weer meedoen met de anarchisten, of voor mij werken. Hij kon zich een normaal leven niet meer voorstellen. Om de mogelijkheid om Schmücker verder uit te horen niet in gevaar te brengen, had hij Schmückers vraag bewust omzeild. Intern, aldus Grünhagen, had iv op 12 juli 1972 besloten dat met Schmücker spelen uitgesloten was. Schmücker kon geen informant worden.

Over de door Schmücker beschreven gezamenlijke vluchtplannen schreef Grünhagen: Ik heb nooit met Schmücker aan het een of andere vluchtplan gewerkt, noch hem die mogelijkheid voorgespiegeld. Schmücker zou zich gedurende de verhoren in bochten gewrongen hebben om hem duidelijk te maken dat hij als informant van grote betekenis kon zijn. Daarom was hij ook steeds weer met nieuwe plannen gekomen hoe hij zo geloofwaardig mogelijk kon terugkeren in de linkse scene. Ik ben ten dele op zijn suggesties ingegaan, bekende Grünhagen. Hij had de zaak uiteindelijk afgedaan met de mededeling dat hij er nooit toestemming voor zou krijgen. Mijn houding werd daarbij bepaald door het feit dat het verhoor van Schmücker nog niet was afgerond. Schmücker wilde de gesprekken alleen voortzetten als het zin voor hem had. Omdat hij echter had verklaard dat hij niet voor de rechtbank wilde getuigen, maar zijn werk in de linkse beweging voort wilde zetten, was werken voor de veiligheidsdienst voor hem het enige alternatief. Die opstelling zou de rode draad in al hun gesprekken zijn geweest.

Het idee om van Schmücker een informant te maken liep in elk geval ook als een rode draad door de gesprekken bij de Berlijnse veiligheidsdienst. Eind juni 1972 was het verhoor min of meer afgerond. De evaluatie liet zien dat Schmücker in grote lijnen de waarheid sprak. Daarom deed de agent van de veiligheidsdienst die luisterde naar de naam Rühl uiteindelijk toch nog een poging om Schmücker als informant te werven: Ik heb toentertijd nog een laatste poging gedaan om te kijken of Schmücker niet toch operationeel kon worden ingezet. Die poging werd gesteund door de afdeling iv(2). Dat werd in een notitie vastgelegd. Maar uiteindelijk is besloten dat Schmücker niet als informant zou worden ingezet. Daarom,’ schreef Grünhagen, werd die mogelijkheid tegenover Schmücker vanaf midden juli 1972 verder opengelaten.

De laatste keer dat Grünhagen Schmücker opzocht in de gevangenis in West-Duitsland was kort voor kerst 1972. Dat bezoek was voornamelijk bedoeld om hem “gerust te stellen”, omdat hij mij er nog altijd van probeerde te overtuigen dat hij als informant van grote waarde kon zijn. Grünhagen liet Schmücker over aan zijn dodelijke droom, dat hij tussen de frontlinie van de veiligheidsdienst en de terroristen het leven van een dubbelspion kon leiden. Hij had maar één zorg: Schmückers verklaring kon door advocaten bij processen tegen terroristen gebruikt worden om de methoden van de geheime dienst aan de kaak te stellen.

Grünhagens meerdere, de directeur van het bureau Linksextremisme bij de Berlijnse Veilgheidsdienst Schröder deelde die angst. Hij schreef in een notitie op 9 mei 1974 dat het buiten kijf stond, dat alles zo is gegaan als Schmücker het weergeeft. In de omgang met zulke terroristen moet de ondervrager met behulp van cadeautjes proberen het vertrouwen van zijn gesprekspartner te winnen.

==

Dat de veiligheidsdienst de ontmoeting in de Tarantel had geobserveerd was niet tot de Wolfsburgers doorgedrongen. Hun groepsdiscussie op paaszaterdag begon met kritiek op de uitvoering van de actie. Iemand maakte een aanmerking op het feit dat Farim in een café als de Tarantel als dekmantel uitgerekend Stern had zitten lezen. Iemand anders zei dat Tilgener duidelijk straalbezopen was, wat Tilgener bestreed onder verwijzing naar de water-wodkaprocedure. Iemand waagde het zelfs op te merken dat Ilse Jandt iets te veel had gedronken.

==